Juli 2012, Hanoi
Dag 1
Het was zo ver. Juli, en daarmee de laatste anderhalve
week dat ik nog in Vietnam zou zijn, was gekomen. Er was nog maar één ding dat
ik moest doen: echt op vakantie gaan. Dung nam en paar dagen vrij van haar werk
en op een mooie woensdagochtend zochten wij samen een busje naar Ninh Binh.
Het busstation |
Geen dikke toerbus, maar een middelgroot blik
op wielen dat men zo vol mogelijk propt. Dat wil o.a. zeggen dat ons verteld
werd dat we om twaalf uur zouden vertrekken, maar een kwartier later pas de
motor werd gestart. En ondertussen stapte er elke twee minuten een nieuwe
drank-/snack-/troepverkoper of bedelaar in om ons om een bijdrage te vragen.
Ook betekende dit dat we ruim een half uur deden over de eerste paar
kilometers. De buschauffeur moest namelijk langzaam rijden zodat zijn compagnon
naar elk groepje mensen aan de kant van de weg kon roepen dat wij naar Ninh
Binh gingen. Je weet wel, gewoon voor het geval iemand anders nog mee wil in
ons tot maximum capaciteit (16 personen) gevulde busje. Bushaltes waren de
meest voor de hand liggende plek om extra passagiers te ronselen, maar in
principe kunnen mensen overal (m.u.v. snelwegen) instappen en uitstappen. Op
het eerste oog lijkt het misschien onhandig, zo ongeregeld: je weet nooit
wanneer je bus aankomt. Aan de andere kant is het juist bijzonder handig: je
kunt gewoon ergens gaan staan en er komt vanzelf wel een busje die jouw kant op
gaat. Het is een bepaalde ‘vrijheid’ waar je even aan moet wennen. Daarnaast
functioneren deze kleinere bussen als informele koeriersdiensten. Tijdens de
paar uur durende reis gebeurde het meermaals dat mensen brieven of dozen
afgaven aan de bijrijder (samen met een paar geldbriefjes), die deze vervolgens
weer afstond aan mensen een paar dorpen verder. Een prachtig idee, als je
iemand bereiken wilt die ook op de route woont. Het is sowieso sneller, en vast
ook wel goedkoper en veiliger dan gebruik maken van de eigenlijke Vietnamese
postdienst. Maar genoeg nu over het openbaar vervoer.
’s Middags kwamen we dan aan in Ninh Binh. Voordat
we het centrum inreden vroegen we de chauffeur ons er vast uit te laten, want
we waren dicht in de buurt van Tràng An: een natuurgebied dat wij graag wilden
bezoeken. Samen met een ander stel waar Dung in de bus mee had zitten kletsen,
namen we een taxi. Niet veel later stopten wij aan de kant van de gloednieuwe
en veel te brede (voor de twee auto’s/drie motoren die er gebruik van maakten)
asfaltweg, bij een al even modern en groots ogend gebouw op een betonnen eiland
in de rivier. Slechts een handjevol mensen liepen er rond, maar het was
duidelijk gebouwd voor honderden. De rust die wij ervoeren bleek te komen
doordat het laagseizoen was. Over een aantal maanden kon het wel eens dringen
worden bij de bootjes (Google het maar eens, dan zie je het druk het kan zijn).
Want wat gingen wij hier nu doen? Tràng An is een gebied vol kalksteen bergen,
valleien en grotten, uitgesleten door honderden kleine en grote stromen. Wij
gingen op een roeiboot een tochtje maken door dit prachtige water- en
berglandschap.
Het zou wel eens de mooiste plek kunnen zijn
die ik tot nu toe gezien heb in Vietnam. Dankzij onze roeier, die met plezier
onze vragen beantwoorden, leerden we ook nog wat. Zo vertelde hij dat het water
zo’n drie tot tien meter diep is in de 30 vallei meertjes en de riviertjes die
deze met elkaar verbinden. Het water stroomt letterlijk door de bergen hier:
meer dan 60 grotten vormen doorgangen tussen de meertjes. In totaal duurde onze
rondtocht ongeveer drie uur, waarbij we een stuk of zes (? is een gokje
achteraf) van deze grotten van héél dichtbij konden bekijken. Één van de
redenen dat dit het laagseizoen was, was dat het water juist erg hoog stond
rond deze tijd van het jaar. D.w.z. dat een aantal grotten dus geheel onder
water komen te staan of nauwelijks door te komen waren. Wij gingen dan maar
voor de grotten waar we nauwelijks door konden. Het was al een laag bootje – de
rand kwam misschien net 15cm boven het wateroppervlak – maar daarbij moesten we
toch flink bukken om in sommige grotten ons hoofd niet te stoten. En met flink
bukken bedoel ik dat je je echt dubbelvouwt totdat je knieën kunt kussen. Want
doe je dat niet, schraapt een rots je T-shirt van je rug. “Armen en benen
binnenboord houden” geldt hier natuurlijk ook. Er waren stukjes dat we ons
voort moesten duwen via de rotswanden, omdat die zich aan beide kanten slechts een
paar cm van de boot bevonden en de roeispanen dus ingetrokken waren. Meer dan
eens duurde het enkele minuten voor we weer in het felle zonlicht voeren. Vandaar
dat er in de grotten gelukkig wel om de paar meter lampen opgehangen waren.
Telkens als we weer een donkere gang achter
ons lieten, werden we getrakteerd op prachtige groene heuvels die afstaken
tegen de helder blauwe hemel. Natuurlijk kan een gebied als dit niet zonder een
tempel hier en daar. Ééntje zag eruit alsof het er al een tijdje stond, maar de
eerste die we bezochten was gloednieuw en de derde op onze route was nota bene
nog in aanbouw. Vermoedelijk maakt dit deel uit van een groter plan. Volgens
onze roeier wordt Tràng An in overweging genomen voor een plaatsje op de UNESCO
werelderfgoedlijst, op zowel natuur als cultuur criteria. Als dat lukt,
betekent dat een zekere mate van bescherming, maar jammer genoeg vast ook een
enorme toename van toerisme in dit gebied. Zo las ik op de Vietnamese wikipedia
pagina (ja, die heb ik even geraadpleegd) dat er plannen liggen voor
infrastructuur verbetering voor een gebied van 12.000ha, waarbij ook gedacht is
aan parkeerplaatsen, hotels, motels, restaurants, souvenir winkels,
recreatieplekken e.d. Vietnam heeft nu niet bepaald een goede reputatie als het
gaat om natuurbeheer, dus ik vrees het ergste.
De overheid denkt alleen op de korte termijn: nu het geld, morgen de
zorgen. Maar morgen is altijd weer een dag later. Zie bijvoorbeeld de beroemde
baai van Ha Long. Een uniek natuurgebied waar inmiddels heel wat vissoorten al
niet meer voorkomen en het water zo smerig is geworden dat je op één meter
diepte al niets meer ziet. Honderden boten met oude dieselmotoren varen
tegelijk het water op met tig toeristen en al het biologisch afval gaat hup overboord. Het blijft wel een mooi
gebied, maar het wordt er beetje bij beetje steeds minder op. Zo ook in Ninh
Binh, o.a. bij Tam Cốc. Daar heb ik het later
nog wel over.
Hoe dan ook, de boottocht door Tràng An was mooi. De verleiding in het
heldere water te springen weerstaan hebbende, kroop ik opnieuw in een taxi met
Dung en de andere twee toeristen. Wij gingen nog eventjes niet naar huis, maar
de tempels in de buurt. Eerst naar de vermeende tombes van de Lê en Đinh keizers. Ik zeg
vermeende, want hoewel de tempels ongetwijfeld aan deze twee heren gewijd zijn,
zou de ware graven naar verluid ergens in een nabij gelegen berg liggen. Daar
hebben wij verder maar niet naar gezocht. Lang had ik daar überhaupt niet
willen zijn. Op het moment dat we de taxi uitstapten, rende een groep oude
vrouwen op ons af als aasgieren die een stervend dier zien. Het was op zich een
best leuk plekje, maar als er constant mensen je voor de voeten lopen die ook
nog eens met waaiers in je gezicht zwaaien en je zakjes ananas in je handen
proberen te stoppen, wordt het een beetje vervelend. Uiteindelijk toch van
iemand één zakje ananas gekocht, zodat we de anderen konden vertellen dat ze
echt op konden houden met aandringen. Nog een paar foto’s en toen gauw de taxi
in, naar de stad. Geen van ons had namelijk nog een onderkomen geregeld. We
waren gewoon op de bus gestapt in Hanoi; een hotel moesten we hier nog zoeken. We
waren best moe ondertussen en hadden geen zin om moeilijk te gaan doen, dus bij
het eerste hotel dat er fatsoenlijk uitzag hebben we meteen twee kamers
genomen. Kamers met tv, en bij navraag aan de balie konden we ook een
dvd-speler huren. Gelukkig maar, want omdat Dung nog geen enkele batman film
had gezien, had ik Batman Begins en The Dark Knight dvd’s gekocht en
meegebracht. Ik kon haar immers niet naar het sluitstuk van de trilogie in de
bios laten gaan zonder de andere delen getoond te hebben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten