donderdag 8 juli 2010

Sa Pa: 3 dagen vol bergen en rivieren

MEDEDELING:
Omdat ik heel veel foto's heb die ik zou willen laten zien, maar de tekst-foto balans niet in de war wil schoppen, probeer ik mij te beperken tot één foto per alinea. Andere relevante foto's krijgen links in de tekst, en minder of niet relevante foto's zul je zelf op moeten zoeken bij de Extra Media.



Dag 13 (donderdag 1 juli)
In eerste instantie wilden we om half zes vertrekken, maar later werd dat bijgesteld naar vijf uur. Het zal echter niemand verbazen dat het al bijna zes uur bleek te zijn toen we eenmaal in de taxi zaten. Bij navraag aan het loket bleek onze trein gelukkig pas om 19:40 te vertrekken, dus we hadden nog tijd om wat te gaan eten in de buurt van het station. Daar voegde ook Hương – een vriendin van Aike die met ons mee zou reizen – zich bij ons gezelschap. Uiteraard gingen we naar zo’n eettentje aan de kant van de weg die, hoewel ze er vaak ranzig uitzien, toch goed eten hebben. Maar wat “goed eten” inhoudt, kan sterk verschillen per cultuur, en dit soort plekken hebben vaak een interessante diversiteit aan – voor mij nog – onbekende gerechten. Zoals de meesten van jullie echter wel zullen weten ben ik niet gauw bang iets nieuws te proberen, al dan niet met een beloning in het vooruitzicht. En deze donderdagavond zag mijn oog iets dat het eventjes geheim hield voor mijn maag, om te voorkomen dat deze zich bij voorbaat om zou keren. De larven van zijderupsen.
Itadakimasu!
Tja, een kans als deze kon ik niet voorbij laten gaan, dus bestelde ik een portie. Ik moest nog wel even de moed opwerken ze daadwerkelijk te eten, maar als het al op je bord ligt mag je niet meer terugkrabbelen. Smaakt naar kip? Nee. Het smaakt naar … eh… nou ja, het heeft een melige structuur en dito smakeloze smaak in een knapperig korstje. Vies zijn ze niet, zo blijkt, maar ik hoef het geen tweede keer te proberen. Bij vertrek werd ik nog gewezen op een andere delicatesse die ik niet geprobeerd heb, maar ik denk dat ik dat voorlopig zo laat.
De treinrit naar Sapa was bijna exact zoals vorig jaar, toen ik er ook met Dung voor een weekend heen ging. Vrij comfortabel, alleen was het dit keer helemaal de bedoeling niet dat het hetzelfde zou zijn. De bedoeling was namelijk dat wij bedden zouden hebben. Even terugspoelen naar een paar dagen eerder: De rit naar het station van Lào Cai – van waaruit men met de bus naar Sa Pa kan – duurt ongeveer negen uur, dus wil je wel een beetje een comfortabele rit. Op de treinen die deze route rijden zijn er vier mogelijke plaatsen: zachte bedden of harde bedden in aparte hokjes, en zachte stoelen of harde stoelen in rijen in één wagon. Omdat in het geval van zachte bedden er maar vier personen in een kamertje konden en wij op de heenweg althans met z’n vijven waren, gingen we voor de harde bedden (zes personen per hok). Ook wilden we graag onze vrijdag direct kunnen beginnen met genieten van de omgeving, dus probeerden we een nachttrein te regelen, zodat we ’s ochtends aan zouden komen. Niets van dit alles was mogelijk, mede dankzij de toerisme maffia. Ten eerste omdat er geen treinen van 10 of 9 uur ’s avonds meer reden. Alles zat vol. Meer dan dat kregen Aike en Nhung – die de kaartjes voor ons regelden – simpelweg niet te horen. Tot ze het nogmaals probeerden bij het volgende loket, waar ze nog wel kaartjes bleken te hebben voor een trein van half acht. Ach, dat was die ander vast gewoon vergeten te zeggen. Probleem twee waar A&N tegenaan liepen was het feit dat er sowieso geen bedden beschikbaar waren. Deze plaatsen waren schijnbaar allemaal al verkocht aan reisbureaus en zwarte markt handelaren. Het kwam er dus op neer dat wij op de heenweg in zachte stoelen zouden zitten en op de terugweg in harde.
De zachte stoelen waren comfortabel. Daarmee zijn alle positieve kanten aan de reis wel genoemd. Beenruimte was er maar weinig, de airco stond zo hoog dat je het gevoel kreeg in een koelkast te zitten en de idioten in het midden van de trein waren de hele nacht luidruchtig. In principe geldt er een soort van regel dat het licht na tienen uit moet en mensen zich rustig moeten houden. Dit gold blijkbaar niet voor een tiental personen op groepsreis die nacht. Zij gingen gezellig met z’n allen – met lampen aan en onder luid gepraat – tot ver na middernacht zitten kaarten. Voor geld. En oh ja, gokken is in Vietnam verboden, maar ook dat waren de ‘bewakers’ (of hoe je die mannen in blauwe pakjes dan ook wilt noemen) eventjes vergeten. Regelmatig kwamen ze langs lopen, stapten over de mannen in het gangpad heen en vervolgden hun weg naar de andere wagons. Mijn gok, eh.. vermoeden, is dat iemand wat biljetten in hun handen heeft laten vallen. Dung had nogal moeite met slapen, maar durfde niets te zeggen tegen de personen in kwestie, want “gokkers zijn zeker foute mensen en je weet maar nooit wat die zullen doen als je ze aanspreekt”, zo was het idee. Toen ze na een tijdje zachtjes een bewaker besloot aan te spreken op hun gedrag – “die personen daar laten het licht aan en gokken” – kreeg ze een flauwe glimlach en een kort “ja” terug, alvorens de man weer doorliep. En bedankt!
- Dag 14 (vrijdag 2 juli)
Rond een uur of half zes/zes uur waren we dan eindelijk in het prachtige Sapa. Vooral in de vroege ochtend is het er heerlijk stil. Tot je de straat op gaat, waar je ongetwijfeld tientallen malen “Hello! You buy from me?” zult horen. Overal lopen meisjes en vrouwen – van 5 tot 75 jaar – met handgemaakte spullen die ze je constant voor de neus houden. Elke toerist die stilstaat om met één te praten, heeft weldra een hele groep om zich heen verzameld. Wij hadden daar nog geen tijd voor, want we hadden enkel treinkaartjes naar Sapa gekocht en geen hotel geregeld; tijd voor een kamerjacht dus! De meeste hotels helaas waren nog gesloten en de enkelen die open waren hadden enkel plaats voor één nacht. Voor het weekend waren de kamers al gereserveerd. Uiteindelijk vonden we een fijn plekje net aan de rand van de stad: Guest House Luong Thuy Family. Echt een aanrader! Aardige mensen, mooie en schone kamers met fantastisch uitzicht, een restaurantje met prachtig uitzicht, goed ontbijt, plus – niet onbelangrijk – goede prijzen en had ik het geweldige uitzicht al genoemd?
Uitzicht vanuit het balkon van onze kamer
Zelfs in Huize Achtenswaerdig hebben we niet zo’n ansichtkaart waardige uitzichten. Over 108 gesproken, raad eens in welke kamer wij (ik en Dung) sliepen…
oost west - bijna - net als thuis is ook goed
Na een stevig ontbijt trok iedereen zich even terug op de kamers om een paar uurtjes extra slaap te pakken voordat we de omgeving gingen verkennen. Iedereen behalve ik, want ik had een kaart gekocht en was bezig routes uit te zetten voor de trekking tocht van zaterdag. Daarover later veel meer. Na onze korte periode van rust was het tijd om ons eerste bergje van dichtbij te gaan bekijken; Hàm Rồng. Het is een mooi gebied, met veel bloemen en groen en een mooi uitzicht over de vallei waar Sapa in ligt. Ik wil echter niet al te veel van jullie ongetwijfeld kostbare tijd in beslag nemen, en ik weet dat dit verhaal nog lang genoeg gaat worden, dus voor verdere beschrijvingen van die middag verwijs ik jullie graag meteen door naar de extra foto’s. Op dit moment - d.w.z. tot ik meer foto's toevoeg - beginnen de foto's van Ham Rong halverwege de pagina.

Na de lunch brachten we een bezoekje aan de plaatselijke kerk (hierboven) met interessante Oosterse trekjes, het altijd drukke marktplein en het Museum van Minderheden (Sapa staat bekend om de verschillende “etnische minderheden” die er in harmonie met elkaar wonen - propaganda). Een museum dat overigens weinig meer dan een viertal vertrekken met wat posters, kleding en sieraden bleek te zijn – echt, zelfs op straat zie je meer cultuur dan in dat museum. Dan maar terug naar ons hostel om ons in het oranje uit te dossen. Die avond was het grote duel Nederland - Brazilë, en we hadden nog maar een uur of twee voordat we in de bar moesten zitten. De grote keus was nu: eten of karaoke. Met meerderheidsstem werd het karaoke! Je moet je stembanden immers wel opwarmen voor zo’n wedstrijd. En wat een wedstrijd! Spannend tot de laatste minuut. Het café ging uit z’n dak toen het laatste fluitsignaal ging. Het oranje gedeelte in ieder geval wel, en onze vuvuzela liet goed van zich horen. Dit moest uiteraard gevierd worden: een fles wijn op het balkon, nakletsen, fruit eten en vuurvliegjes tellen. En toen gauw naar bedje toe, want zaterdag was de Dag van de Wandeling.

Hà Lan Vô Dịch!
- Dag 15
Redelijk op tijd opgestaan (09:00) en in het restaurant op de bovenste verdieping genoten van het niet zichtbare uitzicht. Het was flink aan het regenen die ochtend en zo mistig dat je helemaal niets meer zag buiten het raam. We waren compleet ingepakt in dikke witte wolken, alsof het hostel alleen in onze dromen bestond. Tijdens het ontbijt klaarde de lucht langzaam maar zeker op, en weldra verschenen de machtige bergen weer, die zich afstaken tegen de heldere blauwe lucht. Het beloofde een mooie dag te worden voor een trektocht door de vallei. Het plan bestond uit een route van 15km; eerst in het dal in, dan langs een waterval, een rivier over, een berg over, een dorp van de H’mông bezoeken en vervolgens terug de berg op naar Sapa. In werkelijkheid liep het weer heel anders. Het begon goed, met een rustige afdaling naar de Cát Cát waterval en een kalme wandeling langs de rivier naar een brug die we niet over zouden moeten steken. Huh? Afslag gemist. Ik moet toegeven, met een schaal van 1:75000 was onze kaart ook niet de meest geschikte voor tochten over bergpaden, maar het was wel de enige, dus het moest maar. De brug was gelukkig niet de enige optie: links van ons was er was nog iets dat op een pad in de juiste richting leek, terug over de berg, naar een andere tak van de rivier. Dit leidde ons naar een mooie heuveltop en via via naar de weg die we eigenlijk van plan waren te volgen. Een heel mooi wandelpad van beton en keien volgde de rivier voor ongeveer een kilometer. Toen kwam het punt dat we deze stroom – volgens Dung is dit in Vietnam geen rivier – moesten oversteken. Één probleempje: er was geen brug.
tja, daar sta je dan
Na eerst maar even een pauze genomen te hebben, besloten Aike en ik manieren te zoeken om aan de andere oever te geraken. Een eindje verderop lagen twee lange bamboe palen over een smal stukje rivier, dus het lag voor de hand dat we daar zouden proberen over te steken. Moesten we wel eerst daar zien te komen natuurlijk, en dat bleek niet zo gemakkelijk. Op de een of andere manier was er niet echt een pad naar dat zelfgemaakte bruggetje. Je kon via de bergwand, maar dan zou je een stuk moeten springen en dat leek ons te gevaarlijk voor de rest van ons gezelschap. Een andere optie was via de oever, maar ook dan was er een groot gat tussen twee rotsblokken dat overbrugd zou moeten worden. Mijn eerste idee was met behulp van allerlei losse boomstammen en grote planken die er lagen, een brug te bouwen over dat gat, maar daar bleek het materiaal helaas te kort voor. Er stond een erg sterke stroming, dus er doorheen waden deden we liever niet als we in plaats daarvan het bamboe konden gebruiken. Uiteindelijk zijn we dus toch maar langs de oever gegaan. Aike en ik zijn tussen de rotsen in het water gaan staan om alle spullen en de dames op te vangen en zo zijn we verder geklommen naar de oversteekplaats, waar ik nogmaals de dames van de rotsen tilde. Maar toen waren we er nog niet: de “brug” zelf bestond slechts uit twee bamboe palen… als je valt wordt je meegesleurd door de rivier. Dung - het lichtgewicht - kon er overheen lopen, de rest ging schuifelend op ons achterste naar de overkant. Het was ons zowaar gelukt!
Evenwichtsoefeningen op de balk

Eenmaal aan de overkant zetten wij onze tocht voort over eenzelfde pad als we voorheen hadden gevolgd: beton en keien. Zoals eerder gezegd was onze kaart niet erg behulpzaam, maar dit leek ons een betrouwbare indicatie dat meer mensen van dit pad gebruik maakten. Algauw kwamen we bij een aftakking van de rivier die weliswaar niet op de kaart stond, maar ja, met die schaal… Voorwaarts gingen wij. Nadat het merendeel van de groep de voeten weer droog had liepen we door en kwamen bij een volgende splitsing: één pad dat volgens mijn kompas de juiste richting op ging, maar haast volledig overgroeid was, en één pad dat de verkeerde richting op ging, maar er erg belopen uit zag. Wellicht zou het ons goed gedaan hebben aan Robert Frost’s “The Road Not Taken” te denken, maar aangezien niemand op dat moment met zijn/haar hoofd bij poëzie zat, namen wij het laatstgenoemde pad in de hoop dat deze gauw af zou buigen in de juiste richting. Over of dit geluk of pech was valt achteraf te discussiëren, maar het pad boog niet veel later inderdaad af naar het zuiden. En zo gingen wij vol vertrouwen verder de berg op, beetje bij beetje steeds hoger klimmend. Toen het pad op een gegeven moment westwaarts keerde had dat misschien meer argwaan moeten creëren, maar ik nam aan dat het pad langzaam omlaag zou slingeren omdat je natuurlijk niet direct de helling af kunt gaan. Toen ditzelfde pad echter na een tijdje uitkwam bij een waterval en een extreem stijl “pad” omhoog (zuidwaarts) hadden we beter gewoon kunnen stoppen.


Het begin van het einde

Niet vies van een uitdaging en om de een of andere reden nog in de waan dat we uiteindelijk in de goede richting zouden lopen deden we dat dus niet. Het is misschien moeilijk te zien op de foto’s, maar we hebben hier te maken met een helling van – naar mijn schatting – bijna 70 graden. Een helling van klei, met zo weinig houvast dat ik mijn handen in de grond heb geboord om omhoog te kunnen klimmen. En dat waren pas de eerste tien meters. Ik schat dat we na dit punt nog ruim 200 tot 300 meter omhoog zijn geklommen, wellicht al halverwege Fansipan (met 3100+m. de hoogste berg van Vietnam). Het was een zware klim en het pad liep alsmaar westelijker, terwijl wij juist oostwaarts moesten gaan. Na een half uur klimmen was het pad nog niet gekeerd, was de top van de berg nog niet in zicht, en was het einde van onze voorraad water wel in zicht. Ik ben nog tien minuten doorgeklommen – en later Aike ook – om het verloop van het pad te bekijken, maar helaas. Hoewel ik uitkwam bij een prachtig uitzichtpunt op een zowaar horizontaal stukje berg, vervolgde het pad zich niet in de gewenste richting. Het risico dat wij zonder drinken zouden komen te zitten of dat één van ons iets zou overkomen op dergelijke afstand van de bewoonde wereld, was simpelweg te groot. Tijd om de aftocht te blazen.

Zoals iedereen wel zal weten is een afdaling vaak stukken lastiger dan een beklimming. Zeker in een geval als deze, waarbij de beklimming al moeilijk was. Iedereen had ondertussen gelukkig wel een wandelstok gevonden, wat een onmisbaar hulpstuk was op de gladde hellingen. Desalniettemin was hier op zo’n berg natuurlijk veel meer ruimte voor ongelukken dan in bijvoorbeeld een klein hoekje, dus schoof ik onbedoeld een paar meter omlaag op m’n rugzak een gat in, waar ik mijn onderarm een beetje openhaalde. Verder is er godzijdank niets misgegaan en kwamen we een half uur later allemaal weer veilig bij de voet van de helling. Onze volgende uitdaging – problemen kennen we niet – kwam toen we weer bij de over te steken rivier waren gekomen. Iemand had de bamboepalen weggehaald en ergens aan de andere oever tegen een rotswand geplaatst. Wie? Hoe? (want zoiets lukt je niet in je eentje) Waarom?? Geen idee. [Complottheorieën volgen later] Feit was wel dat we nu sowieso door het water naar de overkant zouden moeten lopen. Aike ging ons voor en met wat hulp volgde weldra ook de rest.
Aike trotseert de wilde wateren
Nu was het hoog tijd voor een lange pauze. Ik was moe, heet, klam, zat onder het zand en ik kon het werkelijk niet laten; ik ging zwemmen. Heeeerlijk. Genietend van een prachtig uitzicht lag ik daar ontspannen in het ijskoude stromende water tot de zon haast achter de bergen verdween. Afgedroogd door de laatste zonnestralen vertrokken we bijna een uur later dan toch weer richting Sapa. Als er één ding is waar ik nooit genoeg van zal krijgen, zijn het bergen met rivieren. Eh, nou ja, op gedeelde eerste plaats met pizza dan. Over pizza gesproken; die avond hebben wij onszelf getrakteerd op een goed diner bij een Italiaans restaurant, waar ze ook verrassend lekkere pasta hadden. Die Dung met stokjes at. Zegt ze af en toe wat over dat ik zo’n Hollander ben…
- Dag 16
Weer op tijd het bed uit, want om 09:00 moesten wij (ik, Dung en Huong) uitchecken. Aike en Nhung zouden op maandag vanuit Sapa naar China gaan, maar voor ons was zondag onze laatste dag in het hoge noorden. En op deze mooie dag gingen wij motorrijden. We huurden bij het hostel drie scooters, vulden de tanks en reden het oostwaarts het dal in. Of je nu langzaam de slingerende wegen afrolt, of met volle snelheid de bochten neemt, in de zon motorrijden met je vriendin achterop terwijl om je heen de bergen lijken te groeien en de vallei steeds dichterbij komt, is een geweldige belevenis. Beneden bij de rivier zijn we gestopt voor een drankje en een kleine wandeling door het dorp en de rijstvelden.
Onze "bikerbabes"
Na de lunch in hetzelfde dorp was het al bijna half vier. De bus die ons naar het treinstation in Lào Cai zou brengen kwam om zes uur, dus moesten we maar weer eens vertrekken. Voor we direct naar Sapa gingen, zijn we nog wel eventjes een stukje verder gereden om naar een stel rotsen en stenen met eeuwenoude inscripties te kijken, wat een beetje teleurstellend was. De rotsen op zich niet, want ze lagen op een prachtige locatie en er was een kleine hal bij gebouwd waar men duidelijke foto’s van alle inscripties ten toon stelde. Nee, de grote teleurstelling was het ongelooflijke gebrek aan respect voor natuur en geschiedenis dat de mensen hier toonden. Nota bene in ons bijzijn begon een meisje rustig in enorme koeienletters haar naam in de rots te kerven. Een rots die overigens aan één kant volledig bedekt was met namen, hartjes en weet ik veel wat nog meer. Onvoorstelbaar triest. Het was moeilijk te zien of er oorspronkelijk iets anders gestaan had, maar ik ga er vanuit van wel. De andere zijden van de rots hadden immers ook oude inscripties, al dan niet onder een recenter ingekraste naam. Dat het pad naar de rotsen bezaaid lag met plastic prul verbaasde me al niet eens zo veel meer, maar dit?
Terug in Sapa hadden we nog ongeveer één uur voor de bus kwam, dus gingen we nog gauw op zoek naar souvenirs en proviand voor de terugweg. Speurend naar dat laatste kwam ik het volgende tegen:
Fish & chips in één handige verpakking!
Nee, dit is geen nepspul en de foto is onbewerkt. Ze hadden Pringles met zeewier, krab en garnaal smaak. Geen van allen heb ik ooit ergens anders gezien en ik vermoed dat het geen groot gemis is. Zeker weten doe ik het nog niet, want in mijn haast foto’s te nemen en op tijd terug te zijn bij het hotel ben ik gek genoeg vergeten een bus van elke smaak te kopen. Maar ik zal ze in Hanoi vinden en proberen! Toen was het moment daar: we moesten (tijdelijk) afscheid nemen van Aike, Nhung en Sapa.
En toen waren we in Lào Cai. Twee uur te vroeg welteverstaan, dus was er voldoende tijd om wat te gaan eten. Als iemand binnenkort toevallig die kant op gaat, ga niet naar Restaurant Terminus. Ik weet het, de naam klinkt erg verleidelijk, maar nee. Het menu is één grote verzameling (bij vlagen hilarische/compleet onbegrijpelijke) drukfouten, wat je wilt eten hebben ze niet, en wat je wel bestelt vergeten ze te brengen. Klantvriendelijkheid kennen ze ook niet, want behalve dat er sowieso geen glimlach af kon, nam de ober gewoon zijn mobiel op en begon te bellen terwijl hij eigenlijk bezig was onze bestellingen op te nemen. Enige voordeel is dat we een goeie tafel hadden om te kaarten. Daar gingen we zo in op dat we bijna te laat kwamen voor onze trein. We mochten dan nog maar vijf minuten hebben, ik kon niet vertrekken voor ik wat chips had gekocht. Jawel! Het toeval wil dat de straatverkoper op de stoep van het restaurant één van de drie zee-thema Pringles had: “shoft-shell crab”. Laat ik jullie maar meteen uit de illusie helpen: het is niet de beste smaak ooit gemaakt. Denk ik. Gelukkig hebben we het aloude gezegde “smaken verschillen”, dus ik kan jullie tegen mijn eigen advies in adviseren om allemaal deze smaak zelf te proberen.
Eerder had ik al gezegd dat wij op de terugweg zogeheten “hard seats” zouden hebben. En hard waren ze. Het waren simpele houten bankjes, allemaal tweezitters tegenover elkaar met tafeltjes in het midden. Voor een negen uur durende reis zou dit wel eens ongemakkelijk kunnen worden, dacht ik. Mijn eerste plan van aanpak was om dan maar niet te gaan slapen en dat werkte aardig goed. De eerste twee uur hebben we weer zitten kaarten. Omdat Dung maandag gewoon naar haar werk moest is zij daarna vast gaan slapen en heb ik de daarop volgende drie uur gezellig geklets/goede gesprekken gehad met Huong.
Slaap lekker!
Ondanks dat ook ditmaal er in het midden van de wagon een gokgroep aanwezig was – zij het iets minder luidruchtig dan die op de heenweg – en wij netjes op fluistertoon praatten, werden we enkele malen tot stilzwijgen gemaand door de mensen achter ons. Net toen we het over boeiende onderwerpen zoals religie gingen hebben. Ik denk dat ze zich vooral aan ons stoorden omdat we Engels praatten en zij dus niet mee konden luisteren, maar goed. Uiteindelijk hebben wij dan ook maar geprobeerd te slapen. Zittend is dat jammer genoeg nauwelijks mogelijk. Het merendeel van de mensen had dan ook kleden meegebracht en sliep met één of twee personen op de grond tussen en onder de bankjes. Mijn pogingen tot slapen bleven helaas beperkt tot zittend slapen en waren dus gedoemd te mislukken. Bovendien stond de airco weer op “diepvries” stand, wat ook niet bepaald hielp. Het meest vervelende aan die airco is echter de grote klap die je krijgt wanneer je de trein verlaat. Toen we om half acht (een uur later dan gepland) uitstapten, was de Hanoiaanse Hitte al in volle glorie aanwezig, wachtend om ons te kunnen laten smelten. Gecombineerd met de overweldigende drukte op en zeker ook rond het station, was het niet bepaald een “fijn om thuis te zijn” gevoel.
De drukte was werkelijk ongelooflijk. Er was bijna geen asfalt meer te zien, zoveel verkeer reed er rond, en in veel straten stonden enorme files. Schijnbaar waren de toelatingsexamens voor universiteiten in Hanoi begonnen, en stroomden studenten van heinde en verre nu de stad in om deze af te leggen. Natuurlijk werden zij vergezeld door één of meerdere ouders/vrienden die nu en masse zittend op hun scooters aan het wachten waren voor de scholen. Dit zal sowieso nog een week aanhouden, aldus Dung, dus straten met scholen kunnen beter vermeden worden. De rit van het station naar haar huis duurde ruim twee keer zo lang als normaal, en dat was nog met mazzel, want de taxi chauffeur kreeg genoeg van de files en besloot zich eruit te wurmen en een alternatieve route te nemen. Anders had het nog wel tot de middag kunnen duren.

Het oversteken van de Long Bien brug

P.s. Vergeet niet de overige foto's van dit weekend te bekijken. Sapa is te mooi om te missen.

donderdag 1 juli 2010

Voedsel en voetbal

Dag 8 (zaterdag, 26 juni)
Net zoals vorige week ben ik ook dit weekend weer naar het zwembad gegaan, waar ik nu min of meer zwemleraar ben geworden voor Dung en Nhung. Ook dit keer besloten we dat het leuk zou zijn om met z’n vieren wat te gaan eten, maar omdat Aike nog hard aan het werk was toen wij het zwembad verlieten, gingen wij voor het voorgerecht alvast naar een van de oevers van Hồ Tây (West Meer). Wederom heb ik toen mijn grenzen verlegd wat betreft motorrijden: ik heb gereden met twee passagiers achterop – er was maar weinig verkeer in dat gebied die avond – en heb daarnaast ook gereden over onverharde wegen tussen de lotusvelden, in het schijnsel van de (bijna) volle maan. Met een “als zij het kunnen, kan ik het ook”-houding, manouvreer ik tegenwoordig al redelijk vlot door de chaos van de Hanoiaanse spitsuren. Het is echt een aanrader voor wie van spannend houdt; geen twee ritten zijn hetzelfde. Nou gaat dat natuurlijk voor rijden in Nederland ook wel op, maar met al onze verkeersregels gaat het toch allemaal wel erg kalm en gemoedelijk. Niets van dat alles in Hanoi. De enige regel die ze hier ook kennen is die van een rood verkeerslicht = stoppen. En zelfs dat nemen ze met een korreltje zout. Verkeerslichten hier hebben namelijk een teller erop, die je precies verlicht wanneer het licht weer op rood – danwel groen – springt, en twee seconden na rood/voor groen is er altijd nog een handvol bestuurders die even doorrijdt, of alvast optrekt, wat het kruispunt veranderd in een wirwar van scooters die elkaar toeterend ontwijken. Eigenlijk precies zoals ieder kruispunt zonder verkeerslichten dus. Ook rotondes zijn een beetje anders. Dit zijn geen mooie cirkels met één of twee wegen er omheen en drie of vier toegangswegen, maar grote pleinen met ongeveer in het midden een groot - met betonblokken afgezet - gebied waar je omheen zult moeten en verkeer dat van alle richtingen tegelijk zich een weg baant over het altijd bezette asfalt. Het is als een achtbaanrit zonder G-krachten.
Maar goed, na een kort ritje kwamen we dan uit op een dijk aan de oever van het West Meer. Een erg populaire dijk, zo bleek, want werkelijk overal stonden scooters, stoelen, kleedjes en knuffelende stellen. Met de geur van lotusbloemen komende van de ene kant, en de schitterende lichtjes over het water aan de andere, kan je ze ook moeilijk ongelijk geven; ‘t is een mooi plekje, ‘s nachts. Overdag ben ik er nog niet geweest, maar waarschijnlijk mist het dan toch een deel van z’n charme. “’s Nachts is Hanoi op haar mooist” zei Dung laatst. “Ja, omdat je er dan minder van ziet” dacht ik hardop. Maar daar was zij het ook wel mee eens. Na een tijdje eten en kletsen vond Aike ons en reden we door naar het eerste goeie restaurant dat nog wel open was – en een scherm had voor voetbal, natuurlijk. Daar hebben wij vervolgens de tweede helft kunnen kijken van Uruguay – Zuid Korea en zijn wij na net iets te pittig eten (serieus, alsof ik nog niet genoeg zweette) allen tevreden huiswaards gekeerd.

Snackfood op z'n Vietnamees
- Dag 9
Zondag hadden we vroeg op moeten staan – enkele vrienden zouden namelijk bij ons komen lunchen (om 11 uur ‘s ochtends...) –, maar dat hebben we niet gedaan. In plaats daarvan hebben we ons gewoon gehaast. Naar de altijd fascinerende markt om de hoek, waar tientallen vrouwen onder parasols en rieten hoeden in de bakkende hitte hun fruit en groente aanbieden in grote draagmanden. Waar de verse vissen nog liggen te spartelen op eenzelfde manden, en de garnalen hopeloze pogingen doen uit de plastic tassen van kopers te blijven. De markt waar de grote hompen onherkenbaar rood vlees en veel te herkenbare dooie kippen naast elkaar liggen op de ruwe houten tafeltjes... Zonder sterke maag kun je hier maar beter niets meenemen.

De slager
Eenmaal thuis werd alles gekookt/gebakken, aan reepjes gesneden en klaargezet voor het smulfestijn. Er was in principe maar één gerecht, maar ieder was vrij dit samen te stellen naar eigen inzicht: het is nem cuốn. Een soort rauwe loempia, zeg maar. Voor degenen die in Leiden wonen, de Asia2Go heeft ze ook. Goed kans dat ze daar echter anders genoemd worden, want de mensen die de zaak runnen zijn Vietnamezen uit het zuiden en we zitten hier in het noorden. Oh ja, en bovendien staan ze op de kaart alleen in het Engels als ‘rice wraps’ of zoiets, geloof ik. Dat terzijde. Na het eten gingen we nog wat thee drinken in de woonkamer, maar daar werd het zo stil dat ik mijn/Dung’s gitaar heb gehaald en gespeeld tot ik haast blaren op m’n vingertoppen had staan. Toen we erachter kwamen dat ik helaas toch veel te weinig meezingers in mijn repertoire heb voor de huidige groep toehoorders, stelde Dung voor om allemaal naar de bios te gaan. Fantastisch! Om vele redenen ga ik hier graag naar de bioscoop. Ten eerste omdat ik dan weer mag rijden, wat ik leuk blijk te vinden. Ten tweede omdat het een goeie bios is die nieuwe films draait in grote zalen met comfortabele stoelen. En niet te vergeten: het kost je maar de helft van een bioscoopkaartje in Nederland. Bij nader inzien had ik het beter in omgekeerde volgorde kunnen zetten, maar zo zit er een soort climax in. Helaas, eenmaal daar aangekomen bleken ze voor de eerstvolgende voorstelling enkel nog stoelen te hebben op de voorste rij, en latere films waren voor onze vrienden – wegens andere afspraken – niet haalbaar. Toen hebben we eerst wat met ze gedronken en zijn Dung en ik alsnog naar de film geweest van een uur later. Toy Story 3(D), best vermakelijk.
Op de terugweg vroeg Dung of ik naar de supermarkt wilde. Nou, daar had ik eigenlijk weinig behoefte aan, maar toen ze me vertelde dat ze daar heel veel Japanse producten hadden wilde ik best even een kijkje nemen. Het bleek een winkel van redelijk formaat, vol importproducten. Inderdaad erg veel uit Japan, maar ook wat dingetjes uit Korea en China natuurlijk en hier en daar wat uit Amerika of Europa. Zoals bijvoorbeeld Nederlandse kaas – uit Gouda en Edam – en Belgisch bier; Leffe blond/bruin en Duvel.
Het was allemaal wel een beetje duur...
Nee, dit waren natuurlijk niet echt dollars. Men bedoelde gewoon 500.000 VND. Maar serieus, sommige dingen waren behoorlijk aan de prijzige kant, zelfs ver voorbij wat je normaal zou achten voor import producten. Zoals 3,50 voor één appel. Of wat te denken van €22,- voor nog geen 300g kersen? Voor dat zelfde bedrag kun je ook 16 pakken kippenpoten kopen!

- Dag 10
Zowaar zelf gekookt! Rond een uur of zes kreeg ik een sms van mijn vriendin dat ze naar huis kwam, en ineens besloot ik dat het tijd was om het gasfornuis te testen. Met wat restjes rijst en mie van vorige dagen, plus wat ham en een beperkt assortiment groenten – er lag wel veel in de koelkast, maar ‘t was me allemaal zo vreemd dat ik het meeste ook daar heb laten liggen - heb ik een lekkere pan yakimeshi weten te maken. Het is een éénpansgerecht, maar je moet ergens beginnen hè. Zodra ik meer verstand heb van de Oosterse groenten kan ik wat gaan experimenteren. Na dit geslaagde keukenavontuur was het al bijna tijd voor de wedstrijd Nederland-Slowakije, dus haastten wij ons richting het huis van Aike en Nhung, waar wij deze zouden kijken. We waren een klein beetje laat... maar gelukkig hadden de teams zich wat ingehouden voor ons; in de eerste vijf minuten waren er nog helemaal geen goals gescoord! Al zo’n beetje bij binnenkomst werd ons gevraagd wat voor pizza we wilden bestellen. Eh.. tja, we hadden eigenlijk net gegeten, maar er is bij mij altijd ruimte voor een extra pizza! Enfin, een goed half uur later zaten we gezellig met bier en pizza’s voor de tv te juichen voor Oranje. Ik ben verder geen voetbal commentator, dus een beschouwing van de wedstrijd laat ik achterwege. Hoewel sommigen al bij aanvang van de wedstrijd op het punt leken te staan in slaap te vallen, zijn we na afloop toch nog de straat op gegaan voor een extra drankje. Het moest gewoon even gevierd worden.
- Dag 11
Dinsdagmiddag kreeg ik (want Dung was werken) bezoek van een busje vol met koffers, dozen en tassen vol spullen. Oh, en de eigenaren daarvan; Aike en Nhung. Omdat zij heel binnenkort op vakantie gaan en binnen afzienbare tijd het land voor een lange tijd verlaten, hebben zij hun woonruimte opgezegd en zijn tijdelijk bij Dung komen wonen. Ik heb weer eventjes huisgenoten. Later die middag, na een paar uurtjes – vast en zeker nodige – rust, maakte Nhung wat kroepoek, in afwachting van Dung’s thuiskomst. We schijnen het in Nederland ook te hebben – en dat geloof ik ook wel – maar ik had het nog nooit zelf gezien; de dikke schijfjes ‘beslag’(? Hoe noem je dit?) die de pan in gingen om flink in flink wat olie een paar maal zo groot te worden. Gelukkig had ik niet veel gesnacked. Om Dung te bedanken voor het verschaffen van onderdak trakteerden A&N ons die avond namelijk op een heerlijk etentje bij een Indisch restaurant. Na de uitgebreide maaltijd zochten we weer een ander tentje op voor een laatste drankje. Langs het Trúc Bạch Meer vonden we er uiteindelijk één met tv, zodat we terloops nog de wedstrijd Japan-Paraguay konden volgen. Wat een slaapverwekkend saaie strijd was dat. We zijn nog tot het eind van de tweede helft blijven zitten, maar toen ze aan de verlenging begonnen zijn we toch maar naar huis gegaan. Op penalties zou Japan verliezen, dat garandeerde Aike. Zijn theorie over penalties ondersteunde dat volledig en na acht schoten op doel kreeg hij dan ook zijn gelijk. Een theorie die ik jullie overigens niet wil onthouden, dus bij deze: Landen met meer religieuze devotie winnen, omdat men daar allemaal bidt, rituelen uitvoert en/of zich anderzijds met magie bezighoudt om het schot te beïnvloeden. Of het effect hiervan toe te schrijven is aan het bidden/de rituelen zelf, of aan het feit dat de spelers zich gesteund voelen door god en vaderland en hieraan kracht ontlenen – die bij spelers uit sterker geseculariseerde landen ontbreekt – is vooralsnog onduidelijk, maar het werkt wel.
- Dag 12
Een hele kalme dag, met eigenlijk niets bijzonders om over te schrijven, dus om wat op te vullen ga ik het over de kat hebben. In het kort. Hij heet Cún, wat in het Vietnamees een typische (schattige) hondennaam schijnt te zijn. ´T is echt een kat, maar nogal een grote, vandaar. Toen ik hier de eerste paar dagen rondliep rende hij steeds weg zodra hij me zag aankomen, maar mettertijd is het een behoorlijke aandachtstrekker gebleken. Soms blijft ie de hele dag weg, maar sinds een tijdje loopt ie constant om me heen te miauwen voor een nekmassage. Af en toe ging hij zelfs rustig op mijn voet liggen terwijl ik in de keuken stond te praten. Ondanks dat katten graag rondstruinen, moet hij de laatste tijd veel binnenblijven vanwege de verbouwing bij de buren. Ik wil niet zeggen dat Vietnamezen rare mensen zijn, maar... Dung wil dat Cún niet naar buiten gaat omdat ze bang is dat de bouwvakkers hem anders zullen vangen voor wat extra vlees op het menu. Dat zie ik Nederlanders in ieder geval toch niet gauw doen.
- Dag 13
Goed, de week is nog niet voorbij, maar ik sluit hem bij deze wel af, want vanavond gaan we naar Sapa en dat wordt natuurlijk een verhaal op zich. Gisteravond was iedereen – minus de schrijver – dan ook druk bezig met inpakken. Vandaag moest er echter ook nog een hoop gebeuren. Vooral Aike en Nhung hadden een druk programma, waarop o.a. het versturen van hun huisraad en scooter stond. Vanochtend deed Aike een dappere poging al hun spullen in de gebruikelijke Vietnamese stijl te vervoeren, maar helaas; zonder een stevig rek bleken de zware dozen niet te balanceren. Althans, je zou er een eind mee komen, maar uiteindelijk zou het toch vallen, dus werd er toch een taxi gebeld.
Vanmiddag hebben we de vissen nog van een gewisse dood gered. Een dag of twee geleden was het waterpeil wat gezakt, dus vulden we het bij. Gebeurt wel vaker, met die temperaturen hier verdampt er nogal eens wat. Gisteren was het weer een aardig eind gezakt, dus vulden we het weer bij. Ook vanochtend weer. Rond een uur of twee kwam Dung thuis en was een derde van het aquarium alweer leeg! En er lag een hele grote plas water over de vloer rond de trap en keuken. “Sh***t, een lek”, was de eerste gedachte. Na lang zoeken bleek de filter in het pompje echter verstopt, waardoor het water niet meer in, maar juist uit het aquarium werd gepompt. Mooi dat we dat nu ontdekten, want als het een paar uur later pas overstroomd was, zou de hele bak waarschijnlijk morgen al droog staan. Het zijn zo’n leuke vissen… Putin, Bush, Obama.. de rest ken ik niet bij naam. Ik weet wel dat één van de naamloze visjes een enorme racist is. Een klein licht-oranje visje jaagt namelijk altijd achter de grote zwarte vis aan.
Nou, het wordt tijd dat ik ga inpakken. Tot volgende week!