Posts tonen met het label scooters. Alle posts tonen
Posts tonen met het label scooters. Alle posts tonen

zondag 26 augustus 2012

De laatste reis (3/3)


Dag 3

Vrijdag was de laatste dag van onze vakantie. Zelf hadden we geen plannen gemaakt, maar we hadden een ‘local’ ontmoet die ons graag de omgeving wilde laten zien. De vorige middag, terwijl wij wachtten op de aankomst van het bootje van Hy en Dim, zaten we in een cafeetje bij Tam Cc. Ik was aangeschoven bij een andere buitenlander om even een biertje te drinken. Phil, een Amerikaan van middelbare leeftijd, bleek een gepensioneerd reclasseringsambtenaar te zijn. Een jaar geleden was hij op vakantie naar Vietnam gekomen om een reis te maken van noord naar zuid, maar bleef daarbij in Tam Cc hangen. Dit plaatsje beviel hem zo goed, dat hij bij terugkomst in Amerika al zijn spullen en zijn huis verkocht, en binnen een maand terugkeerde. Familie had hij thuis niet; de mensen van het hotel waar hij nu woonde (en het café waar hij leefde), noemde hij nu zijn familie. Een bizar verhaal, maar hij vond Tam Cc blijkbaar hemel op aarde. In Vietnam had hij een flinke motor gekocht, en het was met hem dat wij dus onze vrijdagochtend en middag door zouden brengen. Van H&D hadden we sinds donderdagavond na het eten toch niets meer van vernomen en dat vond ik eerlijk gezegd prima zo. Dung en ik huurden een scooter en ontmoetten Phil in één van zijn gebruikelijke hangplekken. Het was waar dat de mensen in de buurt hem allemaal leken te kennen. Bij hotel, café of restaurant hoefde je zijn naam maar te noemen en ze konden je zo vertellen waar hij op dat tijdstip van de dag zou zijn. 


Even na elven gingen wij drieën dan op pad. Via een aantal nauwe steegjes en een landweg die meer gaten had dan wegoppervlak, bereikten we de grote asfaltweg die wij eerder gevolgd hadden naar Tràng An. Phil leidde ons echter verder het land in naar een oorlogsmonument. Deze kleine begraafplaatsjes met een obelisk of iets dergelijks vindt je echt overal in Vietnam, maar ik ben er nog nooit één van dichtbij wezen bekijken. Toen we eenmaal op de begraafplaats stonden (we moesten eerst wat foto’s nemen van de lotusbloemen in de vijver ervoor), wees Phil ons op de data op de grafstenen. “1950-1950”. “1950-1951”, “1949-1953”. Het waren allemaal kinderen. De oudste was slechts 26 jaar geworden. Voor degenen die even hun geschiedenislessen vergeten zijn; dit waren dus slachtoffers van de Eerste  Indochinese Oorlog (tegen de Franse bezetters). We namen een moment stilte in acht en reden vervolgens verder naar een grote stadspoort. Lang, lang geleden lag hier de hoofdstad van “Vietnam” – of in ieder geval een groot koninkrijk binnen het gebied dat tegenwoordig Vietnam is. Van de poort zelf vermoed ik echter dat het een moderne replica is van wat er ooit gestaan zal hebben. Veel was er verder niet te zien, dus parkeerden we onze motoren bij een op het eerste gezicht vervallen en verlaten tempeltje aan het andere eind van de straat.

Een stupa, volledig overgenomen door de natuur
Phil was hier al wel 20 keer geweest, zei hij, en nog nooit had hij er andere mensen gezien, met uitzondering van het kleine gezinnetje dat op het terrein woonde. Een meisje dat ons gehoord had begroette ons en maakte het deurtje naar het eigenlijke heiligdom voor ons open. Daar, onder een flinke overhellende rotswand, stond een rij beeldjes van politiek-religieuze figuren uit de geschiedenis ten tijde dat politiek en religie een heel stuk minder gescheiden waren. De “hoofd-heilige”, om het maar even zo te noemen, was ene ‘Đòng’ (eveneens zo’n mytho-historisch figuur waarschijnlijk van Chinese komaf). Hoewel het altaar zich onder de rotswand bevond, stond het beeld van de heilige in een grot er direct achter, welke door een kleine doorgang bereikbaar was. Niet in staat zijnde onze nieuwsgierigheid te bedwingen, stapten we de duisternis in. Eventjes waren we blind, tot we een stekker en stopcontact vonden aan de wand. Een enkele felle lamp overspoelde het beeld met licht, maar liet de rest van de grot in het donker staan. De ruimte was groter dan ik had gedacht en werd bewoond door vleermuizen, die je in het schemer nog net kon zien kruipen op het plafond. Ergens achterin de grot ontwaarde ik een hekje, maar ik moest de flits van mijn camera gebruiken om het echt te kunnen zien. Dit bleek de ingang naar een tweede grot, die helaas niet horizontaal maar verticaal de berg in ging. Zonder zaklamp – of beter nog, een fakkel behangen met amuletten –  durfden we dat toch niet verder te verkennen. We gingen weer naar buiten, maakten een donatie en na een korte geschiedenisles van Dung (vertaald van een groot bord bij de ingang) reden we door, op zoek naar lunch.

Met gevulde maag begaven wij ons even later weer op de weg, ditmaal in de richting van Bái Đính. Deze tempel had enige naamsbekendheid, dus die wilden we nog graag zien voor we terug naar Hanoi zouden gaan. Om wat meer van de omgeving te zien, namen we een nieuwe weg die tussen enkele bergen door slingerende. Wat ik zag toen we de laatste voorbij reden, leek in niets op wat ik verwacht had. Een aantal kilometers in de verte lag een tempelcomplex in aanbouw dat zich uitstrekte over de gehele lengte en breedte van de heuvel. Het reusachtige geheel (van 6000m2) vormt het grootste boeddhistisch complex van Vietnam. In 2003 is men begonnen met de constructie, en deze is tot op heden nog niet voltooid. Zo stond de monsterlijk hoge pagode stond nog in de steigers en hadden de toegangspoorten nog geen deuren. Schijnbaar, zo lees ik nu (op de Vietnamese wikipedia), ligt er een 900 jaar oudere tempel vlakbij, maar aangezien ik dat destijds niet wist hebben we deze niet bezocht. In plaats daarvan parkeerden wij bij de zanderige markt die voor de ingang ontstaan was, en maakten de lange klim naar boven.  Aan weerszijden van het terrein liepen overdekte trappen omhoog, langs rijen van honderden beelden van priesters en abten en andere religieuze figuren, op de achtergrond vergezeld door misschien wel duizenden goudkleurige Boeddha beeldjes die in nissen in de muur waren geplaatst. De kleinere beeldjes waren allemaal hetzelfde, maar de groteren waren stuk voor stuk uniek; ze hadden allemaal een ander gezicht, een andere houding en een eigen naam in de steen gegraveerd. Er was maar één ding dat ze gemeen hadden: alle handen, knieën, voeten en/of voorwerpen (mits binnen bereik) waren zwart en glad gewreven door de duizenden bezoekers die ze even aan wilden raken. [kijk hier voor een selectie foto's van de beelden] Helemaal bovenaan, in de hoofdhal, zat een meer dan zeven meter hoog beeld van de historische Boeddha; Shakyamuni. Alles was spectaculair groot, maar ik vroeg me toch af of dit nu nodig was voor dat handjevol mensen dat hier (in the-middle-of-nowhere) woont. Er waren immers al tempels genoeg om te voorzien in de religieuze behoeften. Misschien gewoon maar weer een toeristentrekker? Onder het mom van “Boeddha eren” een kilometers grote geldmagneet maken? Nou zou ik niemand ervan durven beschuldigen dat ze religie gebruiken voor winstbejag, maar eh.. oh, wacht, toch wel. 


Terwijl ik mij bezigde met het maken van foto’s (zoals het een goed toerist betaamd), vertelde Phil ons over zijn favoriete plekje van Tam Cc. Niet ver van het café waar wij hem voor het eerst troffen, ligt een klein tempeltje op een eiland in een meer. Één enkel zandpad loopt van het dorp hier naartoe, en ook dit moesten wij zien voordat we weer vertrokken. Het tempeltje wordt onderhouden door een stokoude man en diens dochter, nadat zijn vrouw onlangs overleden was. Ondanks dat hij geen Engels en Phil geen Vietnamees sprak, schenen de twee elkaar (via via) al redelijk te kennen, maar nu Dung erbij was ging het gesprek toch wel een heel stuk vlotter. Allereerst gingen we voor een kort gebed naar de enige hal op het plein, waarna de man ons uitnodigde voor een kopje thee onder de beltoren. De tempel was zowaar nog ouder dan de man zelf: het oorspronkelijke hoofdgebouw was van de 11e of 12e eeuw –de huidige versie zal hooguit een paar jaar geleden neergezet zijn– en de bel toren, die er oprecht oud uit zag, was volgens hem in de 16e eeuw gebouwd. Lang konden we jammer genoeg niet blijven, want Dung en ik moesten toch echt maar eens een bus gaan zoeken. 

We namen afscheid van Phil, retourneerden de motor, haalden onze tassen op bij het hotel en gingen langs de kant van de weg staan. Nog geen tien minuten later vonden we een busje dat naar Hanoi ging. Ja, zo’n “wij gaan die kant op, wie mee wil springt maar gauw aan boord” busje dat we ook op de heenweg namen. Dit ritje ging alleen niet zo soepel. Ten eerste moesten we meer betalen, en ten tweede kreeg het busje problemen nog voor we de stad uit waren. Ik zag de bui al hangen: twee uur op de stoep zitten tot iemand ergens een mannetje vandaan haalt die ’t één of ander regelen kan, terwijl ik bestookt zou worden door straatverkopers die “nee” niet begrijpen. Wonder boven wonder liep het allemaal heel anders. Toen ons busje langs de weg gezet werd en wij uit moesten stappen, mochten wij vrijwel direct weer instappen bij een slaapbus. Dat is een bus van normaal formaat, maar in plaats van twee stoelen aan weerszijden van het gangpad, heeft het twee (soort van) stapelbedden. Zo krijg je twee keer zoveel mensen in één bus, zonder een dubbeldekker te hoeven kopen. Superhandig voor mensen die niets geven om veiligheid of persoonlijke ruimte. Want die twee dingen ontbreken gegarandeerd. Over het algemeen is het een comfortabele manier om lange afstanden mee af te leggen, ook al is het niet altijd even makkelijk voor een lange westerling; het gangpad was zo smal dat ik er niet met rugzak op doorheen kon, en van languit liggen op de bed-stoel was geen sprake. Het was een prachtige vakantie geweest, maar zoals altijd was ik blij om weer naar huis te gaan.

P.S. mocht je nog eens in Tam Cc komen, vraag dan naar Phil. Hij genoot zichtbaar van het rondleiden en wil graag mensen Vietnam ‘door zijn ogen’ laten zien.

vrijdag 4 mei 2012

Tussendoortje: het verkeer (1)


Ik heb het er vaak over gehad, en nu gaat het er van komen: ik ga al mijn frustraties met betrekking tot het verkeer in Hanoi uitstorten over mijn toetsenbord. Lees en huiver. Voor het gemak maak ik er een top 10 lijst van, te beginnen bij de kleine dingetjes en eindigend met mijn nummer 1 ergernis.


[A] De categorie "rijgedrag"

Ik haat:
10) mensen die alleen aan zichzelf denken
Dit omvat wel haast iedereen in Hanoi, zo lijkt het soms. Wat ik er mee bedoel, is dat "sociaal rijgedrag" hier een contradictio in terminis is. Men geeft elkaar geen centimeter de ruimte, ook al ontregeld dit het hele verkeer en zorgt het voor een kilometer file achter hen. Bijvoorbeeld - de meest voorkomende situatie waarin dit merkbaar is - wanneer een auto uit een oprit of afslag wil invoegen. In plaats van eventjes te stoppen (5 seconden 'ongemak') zodat de auto weg kan rijden en iedereen zijn/haar weg kan vervolgen, blijven mensen stug doorrijden en geven zelfs gas bij zodat ze de auto voorbij kunnen voordat deze zich verplaats. "Ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken" zal wel het stedelijk motto zijn. Vanwege deze onbereidheid de auto wat voorrang te geven (n.b.; 'voorrang geven' is een term die vast nergens in de belachelijk simpele rijexamens genoemd wordt), moet de auto centimeter voor centimeter vooruit rollen, langzaam maar zeker steeds meer weg in beslag nemend en zodoende onstaat er een dikke file. Ondertussen probeert iedereen zich nog steeds langs te auto te wurmen, want zolang er nog genoeg ruimte is om zelf erlangs te kunnen, als het maar nét genoeg voor één scooter, is er natuurlijk geen enkele reden om even deze auto aan de kant te laten gaan. Zelf door kunnen rijden is het allerbelangrijkst.
Het absolute dieptepunt maakte ik laatst mee, toen er een ambulance aankwam met loeiende sirenes en er bijna niemand aan de kant ging, terwijl daar wel degelijk ruimte voor was. Sterker nog, ik zag sommige mensen bij het kruispunt nog kalmpjes oversteken, voor de ambulance af. Ik hoop maar dat ik nooit accute medische hulp nodig heb in Hanoi, want die bereikt me niet binnen een uur.

9) mensen die niet vooruit kijken
Ik weet niet of ik hier wel het juiste werkwoord gebruik. Het is mogelijk dat men wel vooruit kijkt, maar niet vooruit denkt. Of men denkt wel, maar volledig verkeerd - naar mijn mening. Of misschien gedragen de mensen zich zo omdat het ze nu eenmaal niets kan schelen (dit is in alle gevallen van horkengedrag mijn 2e hypothese). Het gedrag dat ik hier bedoel, is het racen naar files. Dit is iets waar ik mij ook in Nederland behoorlijk aan stoor. Stel, enkele kilometers verderop is er een file. Dan hebben we op de snelweg vaak borden met een (lagere) adviessnelheid. Als men even 90 i.p.v. 120 rijdt, kunnen we straks allemaal lekker doorrijden, want tegen de tijd dat je bij het punt komt waar de file was, is deze met enige mazzel al opgelost. Maar nee, ondanks dat wij zo graag klagen over de files, wil iedereen er toch zo snel mogelijk bij zijn. Zo ook hier. Behalve dat men in Hanoi natuurlijk geen borden met een adviessnelheid heeft. Hahaha, het idee alleen al. Borden van alle soorten worden gezien als slechts suggesties; iets met een snelheid erop zou hoogstwaarschijnlijk gewoon genegeerd worden. Even een voorbeeldje van hier: als ik 200m verderop een heleboel mensen zie remmen, rem ik ook alvast. Op die manier kan ik tenminste rustig doorrijden, en hoef ik straks niet (of niet te lang) stil te staan in een groep van tientallen ronkende motoren. Niemand lijkt dit idee echter met mij te delen. Als ik afrem, rijdt iedereen mij op volle snelheid voorbij, zodat ze de file kunnen verlengen. De file groeit als het ware om je heen; terwijl jij langzamer gaat rijden, haast de rest zich voort om maar zo snel mogelijk stil te kunnen gaan staan, en voor je het weet zit je er plots middenin. Sommige mensen denken dit op te kunnen lossen door flink op hun claxon te leunen. Dat brengt mij bij het volgende punt:

8) mensen die onnodig veel claxoneren
Er zijn situaties waarin het geoorloofd is een keertje op die toeter te drukken. Misschien is er inderdaad ruimte om in te halen, als ik aan de kant zou gaan. Of misschien staat mijn richtingaanwijzer nog aan, of valt mijn rugzak open. Dan mag je me dat eventjes laten weten. Is geoorloofd. In 99.9% van de gevallen wanneer ik hier mensen fanatiek hoor toeteren, is dat niet zo'n situatie. Dit zijn de mensen die denken dat wanneer ze claxoneren, of als ze dat maar lang of vaak genoeg doen, al het verkeer voor hen op magische wijze aan de kant zal gaan - ook al is daar geen enkele mogelijkheid toe. Alsof ze Mozes zelve zijn! De ergste gevallen zijn wanneer de straat propvol staat en in feite niemand ergens heen kan, maar de idioot achter je toch denkt dat je er maar mooi overheen moet vliegen, want hij wil erlangs. Het is haast onvoorstelbaar irritant en het heeft helemaal geen nut. Het is zelfs zo dat de meeste Hanoianen inmiddels praktisch doof zijn geworden voor claxons, hetgeen helaas betekent dat wanneer er echt iets is waar je iemand op wilt attenderen, je niemands aandacht krijgt. Misschien is dat ook wel waarom niemand aan de kant ging voor de eerdergenoemde ambulance. Mensen hoorden lawaai en dachten "ja, dus?". Of was het omdat er geen verkeerslichten waren bij die splitsing? Alhoewel, ik betwijfel of dat veel geholpen zou hebben...

7) mensen die denken dat verkeerslichten niet voor hen gelden
Ja, mensen die door rood rijden zijn er overal. In Hanoi gebeurt het echter altijd. De verkeerslichten hier werken met een afteller. Je kunt precies zien hoeveel seconden je nog hebt voordat het licht weer groen/rood wordt. Het maakt alleen niet heel veel uit, want als het licht op rood springt zijn er zat gekken die doorrijden, mits daar genoeg ruimte voor is. Ik bedoel; is het kruisingsvlak nog leeg of grotendeels leeg, dan wordt het licht genegeerd. Constant claxonerend, dat wel natuurlijk - het zou onbeleefd zijn mensen niet te waarschuwen voor je onverantwoord gedrag. Dit op zich is al gevaarlijk genoeg, zou je zeggen, maar het wordt nog veel gevaarlijker wanneer je je bedenkt dat de mensen uit de kruisende richting net zo gek zijn. Is het licht nog niet groen, maar is het kruisingsvlak al (grotendeels) leeg en zijn er slechts een paar seconden over op de klok, dan rijdt men vast aan. Mensen die gaan rijden vóór groen + mensen die niet stoppen bij rood = recept voor chaos en ongelukken.
Wonder boven wonder gaat het meestal goed. Soms zijn de rood-rijders echter wat te laat en komen ze midden in de stroom kruisend verkeer tot stilstand, waar ze stapvoets - of langzamer - alsnog proberen de andere kant van het kruispunt te bereiken. Lukt dat niet, blijven ze staan om de boel te blokkeren voor de rest. In een tegenovergestelde situatie (d.w.z. wanneer het licht wel groen is, maar men niet aan moet rijden) zijn deze mensen ook vreselijk, maar daarover meer in deel [B].

6) mensen die de stoep als een extra rijbaan beschouwen
Het komt regelmatig voor dat de weg vol staat met scooters en auto's en misschien hier en daar een bus. Niemand kan erlangs - het verkeer staat werkelijk vast van stoep tot stoep. Betekent dat dat je moet wachten tot iedereen door kan rijden? Als je zojuist "nee" zei; gefeliciteerd, je bent klaar voor integratie in Hanoi! Natuurlijk hoef je niet te wachten, want we hebben de zojuist genoemde stoep nog. Eigenlijk is dat voor iets voor voetgangers, maar het aangezien het ook gebruikt wordt als een uitstalplaats voor waren en een parkeerplaats voor scooters, waarom niet ook als extra stukje straat? Race er lustig op los; voetgangers gaan wel aan de kant voor je, en zo niet, toeter dan maar eens flink. Je kunt direct door naar de kruising om je weer bij het gewone verkeer te voegen! Oh, als ik toch eens een flinke zak stenen had... ik zou ze één voor één naar de arrogante koppen gooien van de mensen die over de stoep rijden om de file te 'omzeilen' (lees: verergeren, want omdat ze zichzelf even verderop weer op de straat duwen, moeten alle anderen erachter nog langer wachten voor ze door kunnen rijden). Telkens als ik dit zie gebeuren, zorg ik dat ik mij met m'n eigen scooter bij de stoeprand kom zodat ik verderop kan voorkomen dat deze mensen van de stoep komen. Wat, wil je nu plots wel weer gebruik maken van de straat zoals normale mensen? Well, suck it! Pech, jij koos de stoep, dus daar mag je nou blijven ook. Ik zorg dat ik geen centimeter ruimte laat tussen mijn voorwiel en het achterwiel van degene voor mij, en als ze toch proberen ertussen te komen: claxoneren en gas geven. Dit overkomt mij regelmatig onderweg naar mijn werk, trouwens. Gelukkig maar dat ik dan dus op een scooter zit en niet over de stoep loop, of het zou wel eens slecht af kunnen lopen. Ik heb al éénmaal spontaan (niet bewust, het was een reflex, echt waar!) uitgehaald naar een klootzak die door rood reed toen ik de weg overstak. Bijna reed ie over m'n tenen, en bijna had ik 'm vol op z'n gezicht gemept. Dieptepunt voor geval nr.6: langs de weg waar ik dit regelmatig zie gebeuren, staat ook politie. Die kijkt alleen maar toe.

5) mensen die de rijbaan van tegemoet komend verkeer als hun eigen rijbaan beschouwen
Nu zitten we toch echt in gevaarlijk gebied: spookrijders. Ze doen het, gewoon omdat het kan. Als één weghelft een beetje weinig verkeer heeft, dan neemt de andere helft het als het ware in bruikleen. Vrij gevaarlijk wanneer je een auto in denkt te kunnen halen en plots iemand je op jouw weghelft tegemoet komt scheuren. Bijzonder frustrerend bovendien, omdat zo op sommige wegen verkeer in één richting helemaal dichtslibt. Het begint met één iemand die net over het midden van de weg gaat rijden. Dan volgt er nog iemand, of nog twee, die daarachter een klein beetje verder links rijden, en voor je 't weet neemt verkeer uit één richting de volledige weg in beslag. Mensen doen dit overigens ook wel als het wél druk is. Dus dan kan het zijn dat je naast twee of drie anderen rijdt (tegen het midden van de weg), en iemand van het tegemoet komend verkeer denkt een ander in te kunnen halen, terwijl jij geen mogelijkheid hebt om uit te wijken, waardoor je haast bij een frontale botsing betrokken bent. Al even erg is het wanneer jij degene bent die in het midden van je eigen weghelft rijdt met iemand links van je. Als een tegenligger dan iemand inhaalt, kun je er donder op zeggen dat degene naast je zonder om te kijken naar rechts uit zal wijken. Als je geluk hebt kun je zelf nog gauw je spiegels checken en afremmen/uitwijken, zo niet, dan wordt het stuurtje-knuffelen en hopen dat je niet omvalt. En over spiegels gesproken...

4, 3 & 2) mensen zonder spiegels, mensen die wel spiegels hebben maar ze niet gebruiken, en mensen die hun richtingaanwijzers niet (correct) gebruiken
Deze drie vallen een beetje in dezelfde groep, namelijk: mensen die absoluut geen *** geven om de veiligheid van zichzelf of anderen, en daarom nooit het idee hebben dat ze verkeerd bezig zijn wanneer ze zonder te kijken en/of zonder richting aan te geven drie rijbanen afsnijden om af te slaan. Bij verreweg de meeste bijna-ongelukken die ik heb gehad, waren dit soort gekken betrokken. Als deze types überhaupt omkijken (voor het andere verkeer is dit de enige manier om te zien wat ze van plan zijn), is dat vaak pas nadat zij zich inmiddels al op de volgende rijbaan hebben gemaneuvreerd.
                4) Mensen zonder spiegels: stom. Kijken nauwelijks naar wat er om hen heen gebeurt, want zij duidelijk zijn de belangrijkste persoon op de weg; waarom zou iemand anders hinder ondervinden van hun schitterende aanwezigheid? Dit zijn dezelfde mensen die haast altijd de lengte van hun voertuig zwaar onderschatten wanneer zij zich weer eens in een niet aanwezige open plek in de verkeersstroom willen proppen, en daardoor dus regelmatig andermans voorwiel schampen.
                3) Mensen die spiegels niet gebruiken: heel stom. Je hebt een kans om je wat veiliger te gedragen, maar in plaats daarvan richt je de spiegels op je eigen mooie gezichtje, zodat je je haar en/of dikke make-up kunt checken. In andere gevallen zijn de spiegels naar beneden/naar boven/naar elkaar gedraaid, zodat niemand er wat aan heeft, of zijn ze zo verrekte klein dat ze haast niets anders tot doel kunnen hebben dan decoratie.
                2) Mensen zonder richtingaanwijzers: val kapot. Ook deze mensen lijken ervan overtuigd dat iedereen zo telepatisch hoogbegaafd is dat ze wel aanvoelen wanneer zij af willen slaan en dus ook direct hen daarvoor de ruimte zullen bieden. Aan de andere kant hebben we de mensen die hun richtingaanwijzers constant aan laten staan terwijl ze links en rechts inhalen. Je kunt nooit weten of ze inderdaad af willen slaan, dus het enige wat je kunt doen is uit de buurt blijven. Als ze namelijk wél afslaan, doen ze dat zoals gezegd toch zonder te kijken, dus dan kun je er beter niet naast rijden.

1) mensen die 's nachts constant met groot licht rijden
Waarom is dit nummer 1? Groot licht is gevaarlijk, maar niet veel erger dan andere dingen op de lijst toch? Maar de lijst is niet zozeer een losse opsomming van verschillende ergernissen, maar meer een beschrijving van de eigenschappen van een gemiddelde Hanoiaanse weggebruiker, en is cumulatief. D.w.z. de mensen die met hun groot licht aan rijden maken zich vaak ook schuldig aan 10 t/m 2. Als een op zichzelf staand feit is groot licht echter al gevaarlijk genoeg. Je verblind je tegenligger. Wat het hier in Hanoi zo levensgevaarlijk maakt, is dat (al zou iemand verder perfect rijden) alle andere weggebruikers daarnaast dus ook allerlei idioot rijgedrag vertonen. Terwijl jij niets meer kunt zien vanwege de koplamp van die ene scooter (in werklijkheid 15 scooters en 2 auto's met groot licht, maar laten we het voor de situatieschets bij één houden), rijden er twee anderen mensen plots op jouw weghelft, wordt je ingehaald door een derde die niet schroomt om je af te snijden en wellicht steekt er tussendoor ook nog een voetganger over, want iedereen loopt hier over straat op het moment dat het hem/haar uitkomt - of er nu verkeer is of niet. Ook fietsers delen het wegdek, en ook zij kijken nauwelijks om voordat ze afslaan, geven sowieso nooit richting aan en hebben geen licht op hun fietsen. Daar komt nog bij dat de wegen in Hanoi vol kuilen zitten, waarvan sommigen nog best een aardig ongeluk op zouden kunnen leveren als je daar plots in rijdt. Kortom: 's nachts rijden is vreselijk.
Mensen met groot licht zijn de reden dat ik 's avonds liever een paar kilometer omrijd om een éénrichtingsweg te kunnen nemen. Dan word ik tenminste alleen verblind door de mensen die achter me rijden (zij die dus constant in mijn spiegels schijnen). Andere rijders stoort dit niet, omdat 97% van hen toch geen spiegels heeft of er niet in kijkt.  

Wat ik niet zo erg vind:
·         Mensen die zonder helm rijden. Ik vind het erg onverantwoord en gevaarlijk, maar als ze verongelukken heb ik met hen weinig medelijden. Meer met degene die de troep op moet ruimen, of de nabestaanden wellicht. Het is alleen wel vervelend dat de knulletjes zonder helm ook vaak belachelijk hard rijden en zigzaggen alsof ze een hitte-zoekende raket proberen te ontwijken. Moet je even rekening mee houden.
·         Mensen die met drie of vier+ mensen op één scooter zitten. Wederom, onverantwoord - als je verongelukt heb je mooi twee of drie extra levens op je naam staan - maar ik wind me er niet te veel over op. Gek genoeg dragen deze extra mensen ook vaak geen helm. Hm... is dat nu het lot tarten?


P.S. - Zie ook:
+ Een vergelijkbare indruk van het verkeer in poëzie-vorm! "De Spookrijdersballade"
    [externe link: Rotsblog]
+ Deel 2 van mijn geklaag: over verkeerssituaties en de politie.
+ Een rijbewijs halen in Hanoi is precies wat ik ervan verwacht. Belachelijk simpel.
    [externe link: the Word]

vrijdag 6 april 2012

Nog een nieuwjaar

Januari 2012, Hanoi
Januari... het begin van het nieuwe jaar.Twee maal. Hier in Vietnam loopt naast de voor ons bekende Gregoriaanse kalender namelijk nog een andere: de maankalender. En die kwam op 22 januari (onze kalender) tot een eind. We zeggen tijdelijk vaarwel aan alle konijnen en katten* en verwelkomen de draken. Dat was weliswaar bijna aan het eind van de maand, maar ik heb in januari nu eenmaal bijzonder weinig uitgevoerd. Zo'n beetje alles draaide deze maand om Tết; het Vietnamese nieuwjaar. Het is, volgens alle Vietnamezen die ik gesproken heb, het belangrijkste feest van het hele jaar. Dat bleek o.a. wel uit de twee weken vakantie die de school mij gaf. Onbetaald natuurlijk, maar toch wel aardig, vergeleken met die enkele dag dat ik vrij kreeg voor het westers nieuwjaar (en geen vrij met kerst). Bijna iedereen keert rond deze tijd van het jaar terug naar zijn of haar ouderlijk huis, of het huis van het oudste familielid (aan vader's kant, uiteraard) waar de hele familie bijeenkomt. Er wordt veel gegeten, veel gedronken, en veel gebeden. Tempels barsten uit hun voegen van de mensen die er wierook op willen steken. Maar daarover allemaal later meer.

*(de meeste Aziatische landen hebben een dierenriem waarin een konijn voorkomt, maar in Vietnam heeft men in plaats daarvan een kat.)

Lang leve De Partij! (en oh ja, gelukkig nieuwjaar!)

De hele sfeer in de stad veranderde tijdens Tết. Een week of twee voor nieuwjaar verschenen er overal langs de kant van de weg boompjes: mandarijnboompjes (of soms heuse -bomen), perzikboompjes met roze bloesem en perzikboompjes met gele bloesem. Het voelt een beetje als het halen van kerstbomen; iedereen neemt hier een nieuwjaarsboom. Het merendeel van de mensen neemt een boom met kluit. Vandaar dat er ook plots veel meer pottenverkopers op de stoepen te vinden waren dan gewoonlijk. Ook wij hadden een perzikbloesemboompje in de hal staan, gekregen van Dung. Deze heeft ruim anderhalve maand in bloei gestaan, en begint nu vruchten te krijgen. Wellicht dat we binnenkort op ons terras van eigen fruit genieten!

In Dungs huis stond ook wat: een enorme mandarijnboom die haast tot het plafond reikte. Cadeautje van de recentst aangetrouwde schoonzoon voor Dung's ouders, die waarschijnlijk het gevoel had dat hij iets moest bewijzen. Ik durf er niet aan te denken hoeveel die boom wel niet gekost moet hebben. Wij (ik en Dung) hadden een wat bescheidener cadeau: een orchideeën-bloemstuk. Orchideën zijn blijkbaar ook enorm populaire nieuwjaarsplantjes, want deze werden in honderden tegelijk verkocht. Wij haalden de onze in een grote hal vol bloemstukken met enkel orchideeen (paarse en witte), waar een tiental mensen constant bezig was nieuwe te maken.

En hoe vervoer je een boom? Juist, op je scooter.

Zoals ik al zei is Tết een belangrijk familiegebeuren, dus was er mid-januari ook voor Dung's familie een bijeenkomst gepland in het plattelandshuis van haar ouders. Veel mensen daar had ik al eens eerder gezien en de sfeer was vrij ontspannen. Het verliep volgens het standaard patroon: alle vrouwen (op de ouwe omaatjes na) waren druk bezig in de keuken, in de tuin of bezig met het voorbereiden van het altaar, terwijl de mannen wat kletsten en thee dronken. Gezien de taalbarriere was dit even ongemakkelijk als altijd, dus ging ik na mijn eerste kopje thee maar even in de tuin rondstruinen. Toen men de offergaven had bereid en klaar was met bidden, kon iedereen beginnen met eten. Tijdens de maaltijd zaten mannen en vrouwen ook apart, en werd er heel veel sterke drank geconsumeerd door de mannen. Eveneens en bekend tafereel. Zowat na elke hap eten werd er weer geproost. Iedere oom wilde eventjes met mij het glas heffen, wat inhield dat ik dus tien kopjes geleegd had in de tijd dat zij ieders één keer wat dronken. Het zijn weliswaar kleine kopjes, maar als ze telkens tot de rand toe gevuld zijn met 40% alcohol (mijn kopjes tenminste... dat van sommige ooms leek verdacht halfvol), voel je je al snel een stuk lichter in je hoofd. Dat ik het Vietnamees nog niet beheerste maakte al gauw ook weinig meer uit. Wat een gezelligheid.


En nog één!

Naast 'familie bezoeken' staat er nog een ding op ieders te-doen lijst, namelijk 'tempels bezoeken'. Van te voren was mij al verteld dat Hanoi uitgestorven zou lijken tijdens Tết. Wat er niet bij gezegd werd, is dat dat niet zozeer komt vanwege de tijdelijke migratie naar buiten de stad, maar omdat iedereen die in Hanoi woont gedurende enkele dagen bijeenkomt op slechts een handvol plaatsen. De rust op de wegen was geenzins zo groot als de chaos om en nabij de verschillende 'belangrijke' tempels. Het was een haast onvoorstelbare drukte. Een soort spitsuur, maar dan van 's ochtends tot 's avonds. Als je je crowd-surf techniek wilt oefenen, is dit de ideale plaats en tijd: hoewel ik het niet geprobeerd heb, kon je er waarschijnlijk wel letterlijk over de koppen lopen. De grond was in ieder geval nauwelijks begaanbaar, als je niet verdrukt wilde worden door mensen die koste wat kost wat geld naar de boeddha's en heiligen wilde gooien. Bij alle grote tempels stonden zeeën van scooters (2), gevolgd door rijen van tafels waar allerlei offergaven (2) - met name nepgeld, nepbloemen en tig soorten wierook- verkocht werden of door (soms in traditionele kleding gehulde) oude mannetjes gekalligrafeerde amuletten gemaakt konden worden.
Geld wordt echter niet alleen aan goederen en geesten besteed rond nieuwjaar. Een andere uitgavepost is "geluksgeld"; een bedrag (meestal tussen de 7 en 18 euro) dat in speciale envelopjes aan kinderen gegeven wordt. Zelfs ik kreeg nog een paar van zulke envelopjes!


Drukte waar zelfs de Efteling alleen maar van kan dromen.

Oh, en nu ik het toch over mijn 'geluk' heb; even terug naar de chaos van tempelbezoeken. Één van mijn vele ergernissen in het verkeer hier - en dat zijn er echt heel veel - is dat zo veel idioten over de stoep scheuren als het verkeer op de straat te druk wordt. Treurige bijkomstigheid: de politie kan het niets schelen.* Zoals te verwachten viel, werd de stoep ook gebruikt als een extra rijbaan tijdens het nieuwjaar. Ik als voetganger moest met grote moeite de neiging onderdrukken om elke @#$%^ op zijn/haar gezicht te meppen wanneer ze weer eens rakelings langs mij en mijn vriendin reden. En zoals altijd was ik stilletjes ook weer aan het bidden dat zij allen een ongeluk kregen. Of het nu puur toeval was, een kwestie van telekinese/The Force, of een ingreep van Boven weet ik niet, maar op een fortuinlijk moment reed de zoveelste lul mij voorbij op de stoep, en raakte plots een kuiltje. Hij wiebelde even heen en weer op z'n scooter, maar verloor uiteindelijk de controle over het stuur en smakte met zijn gezicht tegen boom. Bravo, en danku. Ik applausiseerde deze stunt en voelde mij daarbij fantastisch. De boom bleef ongedeerd (de scooter landde vóór de boom, alleen de bestuurder ertegen), dus het leek alsof er eindelijk een beetje gerechtigheid was. Dung zei dat ze me in lange tijd niet zó vrolijk had gezien. Goed kans dat dat waar was. Het verkeer is het enige in Hanoi waarvan ik durf te zeggen dat ik het echt haat, dus dit ene kleine ongelukje (de bestuurder stond ook gewoon weer op hoor, zonder wonden) was het leukste dat ik in de afgelopen maand gezien had.
*(over het verkeer en de politie kun je resp. HIER en HIER meer lezen)


zoals ik al zei: druk

Overigens, de nieuwjaarsnacht zelf was niet heel spectaculair. Vuurwerk wordt hier schijnbaar niet aan particulieren verkocht; alleen de overheid mag dingen opblazen. Dus 's avonds even voor twaalf verzamelde de lokale bevolking zich op de paar plaatsen (voornamelijk de meren) waar de lucht wel verlicht zou worden met kleurrijke explosieven. Enkele weken eerder had ik gezien dat men aan een kant van het West Meer bezig was met het bouwen van twee grote met mozaïek betegelde draken. Dit was nabij een pleintje aan de grote weg, dus leek het mij een logische locatie voor het afsteken/bekijken van vuurwerk. Nee, mijn vriendin wist wel beter. Ze had geen idee waar het vuurwerk afgestoken zou worden, want waar dat vorig jaar was wist ze niet meer, maar het was vast niet dáár. Uiteindelijk stonden wij dus exact aan de andere kant van het meer toen het allemaal de lucht in ging. Niet heel bijzonder. De vuurwerkshow van het
zomerfestival in Beppu (een relatief klein plaatsje in Japan, waar ik gewoond heb) was zeker tien keer zo groot. Er was weinig variatie in ieder geval, en we stonden nogal ver weg. Na afloop wilde ik toch even kijken bij de draken, want ik vermoedde dat die niet zomaar daar geplaatst waren. Het was immers het begin van het Jaar van de Draak, en ik kon me geen beter moment bedenken om die beeldjes in te wijden dan op oudjaarsavond. Wat bleek? Dáár was die avond het grote vuurwerk afgestoken. Het was er inmiddels niet al te druk meer, dus namen we de tijd om onszelf op de foto te laten zetten met de draken. Dat bleek jammer genoeg niet echt mogelijk, omdat niemand de vaste hand had die nodig was om 's nachts foto's zonder flits te maken met mijn camera.

Één van de draken

Dan maar weer naar huis rijden. Of toch niet? *cue dramatische muziek* Niet dus. Mijn band was lek. Er was nergens een glasscherf of spijker te zien waar ik geparkeerd had, maar desalnietemin zat er in mijn band geen lucht meer. Heel eventjes hebben we gezocht naar iemand die er een nieuwe binnenband op kon leggen, maar dat was op dat tijdstip natuurlijk hopeloos. Over naar Plan B: lopen. Vier kilometer lopen. En dit is geen lichtgewicht aluminium fiets waar je op je gemakje naast wandelt met één hand aan het stuur. Dit kreng moet je duwen. Ongeveer een uur later kwamen we lichtelijk bezweet bij mijn huis aan. Flink wat calorieën armer en een ervaring rijker. Al met al was het een geslaagde avond.

donderdag 8 juli 2010

Sa Pa: 3 dagen vol bergen en rivieren

MEDEDELING:
Omdat ik heel veel foto's heb die ik zou willen laten zien, maar de tekst-foto balans niet in de war wil schoppen, probeer ik mij te beperken tot één foto per alinea. Andere relevante foto's krijgen links in de tekst, en minder of niet relevante foto's zul je zelf op moeten zoeken bij de Extra Media.



Dag 13 (donderdag 1 juli)
In eerste instantie wilden we om half zes vertrekken, maar later werd dat bijgesteld naar vijf uur. Het zal echter niemand verbazen dat het al bijna zes uur bleek te zijn toen we eenmaal in de taxi zaten. Bij navraag aan het loket bleek onze trein gelukkig pas om 19:40 te vertrekken, dus we hadden nog tijd om wat te gaan eten in de buurt van het station. Daar voegde ook Hương – een vriendin van Aike die met ons mee zou reizen – zich bij ons gezelschap. Uiteraard gingen we naar zo’n eettentje aan de kant van de weg die, hoewel ze er vaak ranzig uitzien, toch goed eten hebben. Maar wat “goed eten” inhoudt, kan sterk verschillen per cultuur, en dit soort plekken hebben vaak een interessante diversiteit aan – voor mij nog – onbekende gerechten. Zoals de meesten van jullie echter wel zullen weten ben ik niet gauw bang iets nieuws te proberen, al dan niet met een beloning in het vooruitzicht. En deze donderdagavond zag mijn oog iets dat het eventjes geheim hield voor mijn maag, om te voorkomen dat deze zich bij voorbaat om zou keren. De larven van zijderupsen.
Itadakimasu!
Tja, een kans als deze kon ik niet voorbij laten gaan, dus bestelde ik een portie. Ik moest nog wel even de moed opwerken ze daadwerkelijk te eten, maar als het al op je bord ligt mag je niet meer terugkrabbelen. Smaakt naar kip? Nee. Het smaakt naar … eh… nou ja, het heeft een melige structuur en dito smakeloze smaak in een knapperig korstje. Vies zijn ze niet, zo blijkt, maar ik hoef het geen tweede keer te proberen. Bij vertrek werd ik nog gewezen op een andere delicatesse die ik niet geprobeerd heb, maar ik denk dat ik dat voorlopig zo laat.
De treinrit naar Sapa was bijna exact zoals vorig jaar, toen ik er ook met Dung voor een weekend heen ging. Vrij comfortabel, alleen was het dit keer helemaal de bedoeling niet dat het hetzelfde zou zijn. De bedoeling was namelijk dat wij bedden zouden hebben. Even terugspoelen naar een paar dagen eerder: De rit naar het station van Lào Cai – van waaruit men met de bus naar Sa Pa kan – duurt ongeveer negen uur, dus wil je wel een beetje een comfortabele rit. Op de treinen die deze route rijden zijn er vier mogelijke plaatsen: zachte bedden of harde bedden in aparte hokjes, en zachte stoelen of harde stoelen in rijen in één wagon. Omdat in het geval van zachte bedden er maar vier personen in een kamertje konden en wij op de heenweg althans met z’n vijven waren, gingen we voor de harde bedden (zes personen per hok). Ook wilden we graag onze vrijdag direct kunnen beginnen met genieten van de omgeving, dus probeerden we een nachttrein te regelen, zodat we ’s ochtends aan zouden komen. Niets van dit alles was mogelijk, mede dankzij de toerisme maffia. Ten eerste omdat er geen treinen van 10 of 9 uur ’s avonds meer reden. Alles zat vol. Meer dan dat kregen Aike en Nhung – die de kaartjes voor ons regelden – simpelweg niet te horen. Tot ze het nogmaals probeerden bij het volgende loket, waar ze nog wel kaartjes bleken te hebben voor een trein van half acht. Ach, dat was die ander vast gewoon vergeten te zeggen. Probleem twee waar A&N tegenaan liepen was het feit dat er sowieso geen bedden beschikbaar waren. Deze plaatsen waren schijnbaar allemaal al verkocht aan reisbureaus en zwarte markt handelaren. Het kwam er dus op neer dat wij op de heenweg in zachte stoelen zouden zitten en op de terugweg in harde.
De zachte stoelen waren comfortabel. Daarmee zijn alle positieve kanten aan de reis wel genoemd. Beenruimte was er maar weinig, de airco stond zo hoog dat je het gevoel kreeg in een koelkast te zitten en de idioten in het midden van de trein waren de hele nacht luidruchtig. In principe geldt er een soort van regel dat het licht na tienen uit moet en mensen zich rustig moeten houden. Dit gold blijkbaar niet voor een tiental personen op groepsreis die nacht. Zij gingen gezellig met z’n allen – met lampen aan en onder luid gepraat – tot ver na middernacht zitten kaarten. Voor geld. En oh ja, gokken is in Vietnam verboden, maar ook dat waren de ‘bewakers’ (of hoe je die mannen in blauwe pakjes dan ook wilt noemen) eventjes vergeten. Regelmatig kwamen ze langs lopen, stapten over de mannen in het gangpad heen en vervolgden hun weg naar de andere wagons. Mijn gok, eh.. vermoeden, is dat iemand wat biljetten in hun handen heeft laten vallen. Dung had nogal moeite met slapen, maar durfde niets te zeggen tegen de personen in kwestie, want “gokkers zijn zeker foute mensen en je weet maar nooit wat die zullen doen als je ze aanspreekt”, zo was het idee. Toen ze na een tijdje zachtjes een bewaker besloot aan te spreken op hun gedrag – “die personen daar laten het licht aan en gokken” – kreeg ze een flauwe glimlach en een kort “ja” terug, alvorens de man weer doorliep. En bedankt!
- Dag 14 (vrijdag 2 juli)
Rond een uur of half zes/zes uur waren we dan eindelijk in het prachtige Sapa. Vooral in de vroege ochtend is het er heerlijk stil. Tot je de straat op gaat, waar je ongetwijfeld tientallen malen “Hello! You buy from me?” zult horen. Overal lopen meisjes en vrouwen – van 5 tot 75 jaar – met handgemaakte spullen die ze je constant voor de neus houden. Elke toerist die stilstaat om met één te praten, heeft weldra een hele groep om zich heen verzameld. Wij hadden daar nog geen tijd voor, want we hadden enkel treinkaartjes naar Sapa gekocht en geen hotel geregeld; tijd voor een kamerjacht dus! De meeste hotels helaas waren nog gesloten en de enkelen die open waren hadden enkel plaats voor één nacht. Voor het weekend waren de kamers al gereserveerd. Uiteindelijk vonden we een fijn plekje net aan de rand van de stad: Guest House Luong Thuy Family. Echt een aanrader! Aardige mensen, mooie en schone kamers met fantastisch uitzicht, een restaurantje met prachtig uitzicht, goed ontbijt, plus – niet onbelangrijk – goede prijzen en had ik het geweldige uitzicht al genoemd?
Uitzicht vanuit het balkon van onze kamer
Zelfs in Huize Achtenswaerdig hebben we niet zo’n ansichtkaart waardige uitzichten. Over 108 gesproken, raad eens in welke kamer wij (ik en Dung) sliepen…
oost west - bijna - net als thuis is ook goed
Na een stevig ontbijt trok iedereen zich even terug op de kamers om een paar uurtjes extra slaap te pakken voordat we de omgeving gingen verkennen. Iedereen behalve ik, want ik had een kaart gekocht en was bezig routes uit te zetten voor de trekking tocht van zaterdag. Daarover later veel meer. Na onze korte periode van rust was het tijd om ons eerste bergje van dichtbij te gaan bekijken; Hàm Rồng. Het is een mooi gebied, met veel bloemen en groen en een mooi uitzicht over de vallei waar Sapa in ligt. Ik wil echter niet al te veel van jullie ongetwijfeld kostbare tijd in beslag nemen, en ik weet dat dit verhaal nog lang genoeg gaat worden, dus voor verdere beschrijvingen van die middag verwijs ik jullie graag meteen door naar de extra foto’s. Op dit moment - d.w.z. tot ik meer foto's toevoeg - beginnen de foto's van Ham Rong halverwege de pagina.

Na de lunch brachten we een bezoekje aan de plaatselijke kerk (hierboven) met interessante Oosterse trekjes, het altijd drukke marktplein en het Museum van Minderheden (Sapa staat bekend om de verschillende “etnische minderheden” die er in harmonie met elkaar wonen - propaganda). Een museum dat overigens weinig meer dan een viertal vertrekken met wat posters, kleding en sieraden bleek te zijn – echt, zelfs op straat zie je meer cultuur dan in dat museum. Dan maar terug naar ons hostel om ons in het oranje uit te dossen. Die avond was het grote duel Nederland - Brazilë, en we hadden nog maar een uur of twee voordat we in de bar moesten zitten. De grote keus was nu: eten of karaoke. Met meerderheidsstem werd het karaoke! Je moet je stembanden immers wel opwarmen voor zo’n wedstrijd. En wat een wedstrijd! Spannend tot de laatste minuut. Het café ging uit z’n dak toen het laatste fluitsignaal ging. Het oranje gedeelte in ieder geval wel, en onze vuvuzela liet goed van zich horen. Dit moest uiteraard gevierd worden: een fles wijn op het balkon, nakletsen, fruit eten en vuurvliegjes tellen. En toen gauw naar bedje toe, want zaterdag was de Dag van de Wandeling.

Hà Lan Vô Dịch!
- Dag 15
Redelijk op tijd opgestaan (09:00) en in het restaurant op de bovenste verdieping genoten van het niet zichtbare uitzicht. Het was flink aan het regenen die ochtend en zo mistig dat je helemaal niets meer zag buiten het raam. We waren compleet ingepakt in dikke witte wolken, alsof het hostel alleen in onze dromen bestond. Tijdens het ontbijt klaarde de lucht langzaam maar zeker op, en weldra verschenen de machtige bergen weer, die zich afstaken tegen de heldere blauwe lucht. Het beloofde een mooie dag te worden voor een trektocht door de vallei. Het plan bestond uit een route van 15km; eerst in het dal in, dan langs een waterval, een rivier over, een berg over, een dorp van de H’mông bezoeken en vervolgens terug de berg op naar Sapa. In werkelijkheid liep het weer heel anders. Het begon goed, met een rustige afdaling naar de Cát Cát waterval en een kalme wandeling langs de rivier naar een brug die we niet over zouden moeten steken. Huh? Afslag gemist. Ik moet toegeven, met een schaal van 1:75000 was onze kaart ook niet de meest geschikte voor tochten over bergpaden, maar het was wel de enige, dus het moest maar. De brug was gelukkig niet de enige optie: links van ons was er was nog iets dat op een pad in de juiste richting leek, terug over de berg, naar een andere tak van de rivier. Dit leidde ons naar een mooie heuveltop en via via naar de weg die we eigenlijk van plan waren te volgen. Een heel mooi wandelpad van beton en keien volgde de rivier voor ongeveer een kilometer. Toen kwam het punt dat we deze stroom – volgens Dung is dit in Vietnam geen rivier – moesten oversteken. Één probleempje: er was geen brug.
tja, daar sta je dan
Na eerst maar even een pauze genomen te hebben, besloten Aike en ik manieren te zoeken om aan de andere oever te geraken. Een eindje verderop lagen twee lange bamboe palen over een smal stukje rivier, dus het lag voor de hand dat we daar zouden proberen over te steken. Moesten we wel eerst daar zien te komen natuurlijk, en dat bleek niet zo gemakkelijk. Op de een of andere manier was er niet echt een pad naar dat zelfgemaakte bruggetje. Je kon via de bergwand, maar dan zou je een stuk moeten springen en dat leek ons te gevaarlijk voor de rest van ons gezelschap. Een andere optie was via de oever, maar ook dan was er een groot gat tussen twee rotsblokken dat overbrugd zou moeten worden. Mijn eerste idee was met behulp van allerlei losse boomstammen en grote planken die er lagen, een brug te bouwen over dat gat, maar daar bleek het materiaal helaas te kort voor. Er stond een erg sterke stroming, dus er doorheen waden deden we liever niet als we in plaats daarvan het bamboe konden gebruiken. Uiteindelijk zijn we dus toch maar langs de oever gegaan. Aike en ik zijn tussen de rotsen in het water gaan staan om alle spullen en de dames op te vangen en zo zijn we verder geklommen naar de oversteekplaats, waar ik nogmaals de dames van de rotsen tilde. Maar toen waren we er nog niet: de “brug” zelf bestond slechts uit twee bamboe palen… als je valt wordt je meegesleurd door de rivier. Dung - het lichtgewicht - kon er overheen lopen, de rest ging schuifelend op ons achterste naar de overkant. Het was ons zowaar gelukt!
Evenwichtsoefeningen op de balk

Eenmaal aan de overkant zetten wij onze tocht voort over eenzelfde pad als we voorheen hadden gevolgd: beton en keien. Zoals eerder gezegd was onze kaart niet erg behulpzaam, maar dit leek ons een betrouwbare indicatie dat meer mensen van dit pad gebruik maakten. Algauw kwamen we bij een aftakking van de rivier die weliswaar niet op de kaart stond, maar ja, met die schaal… Voorwaarts gingen wij. Nadat het merendeel van de groep de voeten weer droog had liepen we door en kwamen bij een volgende splitsing: één pad dat volgens mijn kompas de juiste richting op ging, maar haast volledig overgroeid was, en één pad dat de verkeerde richting op ging, maar er erg belopen uit zag. Wellicht zou het ons goed gedaan hebben aan Robert Frost’s “The Road Not Taken” te denken, maar aangezien niemand op dat moment met zijn/haar hoofd bij poëzie zat, namen wij het laatstgenoemde pad in de hoop dat deze gauw af zou buigen in de juiste richting. Over of dit geluk of pech was valt achteraf te discussiëren, maar het pad boog niet veel later inderdaad af naar het zuiden. En zo gingen wij vol vertrouwen verder de berg op, beetje bij beetje steeds hoger klimmend. Toen het pad op een gegeven moment westwaarts keerde had dat misschien meer argwaan moeten creëren, maar ik nam aan dat het pad langzaam omlaag zou slingeren omdat je natuurlijk niet direct de helling af kunt gaan. Toen ditzelfde pad echter na een tijdje uitkwam bij een waterval en een extreem stijl “pad” omhoog (zuidwaarts) hadden we beter gewoon kunnen stoppen.


Het begin van het einde

Niet vies van een uitdaging en om de een of andere reden nog in de waan dat we uiteindelijk in de goede richting zouden lopen deden we dat dus niet. Het is misschien moeilijk te zien op de foto’s, maar we hebben hier te maken met een helling van – naar mijn schatting – bijna 70 graden. Een helling van klei, met zo weinig houvast dat ik mijn handen in de grond heb geboord om omhoog te kunnen klimmen. En dat waren pas de eerste tien meters. Ik schat dat we na dit punt nog ruim 200 tot 300 meter omhoog zijn geklommen, wellicht al halverwege Fansipan (met 3100+m. de hoogste berg van Vietnam). Het was een zware klim en het pad liep alsmaar westelijker, terwijl wij juist oostwaarts moesten gaan. Na een half uur klimmen was het pad nog niet gekeerd, was de top van de berg nog niet in zicht, en was het einde van onze voorraad water wel in zicht. Ik ben nog tien minuten doorgeklommen – en later Aike ook – om het verloop van het pad te bekijken, maar helaas. Hoewel ik uitkwam bij een prachtig uitzichtpunt op een zowaar horizontaal stukje berg, vervolgde het pad zich niet in de gewenste richting. Het risico dat wij zonder drinken zouden komen te zitten of dat één van ons iets zou overkomen op dergelijke afstand van de bewoonde wereld, was simpelweg te groot. Tijd om de aftocht te blazen.

Zoals iedereen wel zal weten is een afdaling vaak stukken lastiger dan een beklimming. Zeker in een geval als deze, waarbij de beklimming al moeilijk was. Iedereen had ondertussen gelukkig wel een wandelstok gevonden, wat een onmisbaar hulpstuk was op de gladde hellingen. Desalniettemin was hier op zo’n berg natuurlijk veel meer ruimte voor ongelukken dan in bijvoorbeeld een klein hoekje, dus schoof ik onbedoeld een paar meter omlaag op m’n rugzak een gat in, waar ik mijn onderarm een beetje openhaalde. Verder is er godzijdank niets misgegaan en kwamen we een half uur later allemaal weer veilig bij de voet van de helling. Onze volgende uitdaging – problemen kennen we niet – kwam toen we weer bij de over te steken rivier waren gekomen. Iemand had de bamboepalen weggehaald en ergens aan de andere oever tegen een rotswand geplaatst. Wie? Hoe? (want zoiets lukt je niet in je eentje) Waarom?? Geen idee. [Complottheorieën volgen later] Feit was wel dat we nu sowieso door het water naar de overkant zouden moeten lopen. Aike ging ons voor en met wat hulp volgde weldra ook de rest.
Aike trotseert de wilde wateren
Nu was het hoog tijd voor een lange pauze. Ik was moe, heet, klam, zat onder het zand en ik kon het werkelijk niet laten; ik ging zwemmen. Heeeerlijk. Genietend van een prachtig uitzicht lag ik daar ontspannen in het ijskoude stromende water tot de zon haast achter de bergen verdween. Afgedroogd door de laatste zonnestralen vertrokken we bijna een uur later dan toch weer richting Sapa. Als er één ding is waar ik nooit genoeg van zal krijgen, zijn het bergen met rivieren. Eh, nou ja, op gedeelde eerste plaats met pizza dan. Over pizza gesproken; die avond hebben wij onszelf getrakteerd op een goed diner bij een Italiaans restaurant, waar ze ook verrassend lekkere pasta hadden. Die Dung met stokjes at. Zegt ze af en toe wat over dat ik zo’n Hollander ben…
- Dag 16
Weer op tijd het bed uit, want om 09:00 moesten wij (ik, Dung en Huong) uitchecken. Aike en Nhung zouden op maandag vanuit Sapa naar China gaan, maar voor ons was zondag onze laatste dag in het hoge noorden. En op deze mooie dag gingen wij motorrijden. We huurden bij het hostel drie scooters, vulden de tanks en reden het oostwaarts het dal in. Of je nu langzaam de slingerende wegen afrolt, of met volle snelheid de bochten neemt, in de zon motorrijden met je vriendin achterop terwijl om je heen de bergen lijken te groeien en de vallei steeds dichterbij komt, is een geweldige belevenis. Beneden bij de rivier zijn we gestopt voor een drankje en een kleine wandeling door het dorp en de rijstvelden.
Onze "bikerbabes"
Na de lunch in hetzelfde dorp was het al bijna half vier. De bus die ons naar het treinstation in Lào Cai zou brengen kwam om zes uur, dus moesten we maar weer eens vertrekken. Voor we direct naar Sapa gingen, zijn we nog wel eventjes een stukje verder gereden om naar een stel rotsen en stenen met eeuwenoude inscripties te kijken, wat een beetje teleurstellend was. De rotsen op zich niet, want ze lagen op een prachtige locatie en er was een kleine hal bij gebouwd waar men duidelijke foto’s van alle inscripties ten toon stelde. Nee, de grote teleurstelling was het ongelooflijke gebrek aan respect voor natuur en geschiedenis dat de mensen hier toonden. Nota bene in ons bijzijn begon een meisje rustig in enorme koeienletters haar naam in de rots te kerven. Een rots die overigens aan één kant volledig bedekt was met namen, hartjes en weet ik veel wat nog meer. Onvoorstelbaar triest. Het was moeilijk te zien of er oorspronkelijk iets anders gestaan had, maar ik ga er vanuit van wel. De andere zijden van de rots hadden immers ook oude inscripties, al dan niet onder een recenter ingekraste naam. Dat het pad naar de rotsen bezaaid lag met plastic prul verbaasde me al niet eens zo veel meer, maar dit?
Terug in Sapa hadden we nog ongeveer één uur voor de bus kwam, dus gingen we nog gauw op zoek naar souvenirs en proviand voor de terugweg. Speurend naar dat laatste kwam ik het volgende tegen:
Fish & chips in één handige verpakking!
Nee, dit is geen nepspul en de foto is onbewerkt. Ze hadden Pringles met zeewier, krab en garnaal smaak. Geen van allen heb ik ooit ergens anders gezien en ik vermoed dat het geen groot gemis is. Zeker weten doe ik het nog niet, want in mijn haast foto’s te nemen en op tijd terug te zijn bij het hotel ben ik gek genoeg vergeten een bus van elke smaak te kopen. Maar ik zal ze in Hanoi vinden en proberen! Toen was het moment daar: we moesten (tijdelijk) afscheid nemen van Aike, Nhung en Sapa.
En toen waren we in Lào Cai. Twee uur te vroeg welteverstaan, dus was er voldoende tijd om wat te gaan eten. Als iemand binnenkort toevallig die kant op gaat, ga niet naar Restaurant Terminus. Ik weet het, de naam klinkt erg verleidelijk, maar nee. Het menu is één grote verzameling (bij vlagen hilarische/compleet onbegrijpelijke) drukfouten, wat je wilt eten hebben ze niet, en wat je wel bestelt vergeten ze te brengen. Klantvriendelijkheid kennen ze ook niet, want behalve dat er sowieso geen glimlach af kon, nam de ober gewoon zijn mobiel op en begon te bellen terwijl hij eigenlijk bezig was onze bestellingen op te nemen. Enige voordeel is dat we een goeie tafel hadden om te kaarten. Daar gingen we zo in op dat we bijna te laat kwamen voor onze trein. We mochten dan nog maar vijf minuten hebben, ik kon niet vertrekken voor ik wat chips had gekocht. Jawel! Het toeval wil dat de straatverkoper op de stoep van het restaurant één van de drie zee-thema Pringles had: “shoft-shell crab”. Laat ik jullie maar meteen uit de illusie helpen: het is niet de beste smaak ooit gemaakt. Denk ik. Gelukkig hebben we het aloude gezegde “smaken verschillen”, dus ik kan jullie tegen mijn eigen advies in adviseren om allemaal deze smaak zelf te proberen.
Eerder had ik al gezegd dat wij op de terugweg zogeheten “hard seats” zouden hebben. En hard waren ze. Het waren simpele houten bankjes, allemaal tweezitters tegenover elkaar met tafeltjes in het midden. Voor een negen uur durende reis zou dit wel eens ongemakkelijk kunnen worden, dacht ik. Mijn eerste plan van aanpak was om dan maar niet te gaan slapen en dat werkte aardig goed. De eerste twee uur hebben we weer zitten kaarten. Omdat Dung maandag gewoon naar haar werk moest is zij daarna vast gaan slapen en heb ik de daarop volgende drie uur gezellig geklets/goede gesprekken gehad met Huong.
Slaap lekker!
Ondanks dat ook ditmaal er in het midden van de wagon een gokgroep aanwezig was – zij het iets minder luidruchtig dan die op de heenweg – en wij netjes op fluistertoon praatten, werden we enkele malen tot stilzwijgen gemaand door de mensen achter ons. Net toen we het over boeiende onderwerpen zoals religie gingen hebben. Ik denk dat ze zich vooral aan ons stoorden omdat we Engels praatten en zij dus niet mee konden luisteren, maar goed. Uiteindelijk hebben wij dan ook maar geprobeerd te slapen. Zittend is dat jammer genoeg nauwelijks mogelijk. Het merendeel van de mensen had dan ook kleden meegebracht en sliep met één of twee personen op de grond tussen en onder de bankjes. Mijn pogingen tot slapen bleven helaas beperkt tot zittend slapen en waren dus gedoemd te mislukken. Bovendien stond de airco weer op “diepvries” stand, wat ook niet bepaald hielp. Het meest vervelende aan die airco is echter de grote klap die je krijgt wanneer je de trein verlaat. Toen we om half acht (een uur later dan gepland) uitstapten, was de Hanoiaanse Hitte al in volle glorie aanwezig, wachtend om ons te kunnen laten smelten. Gecombineerd met de overweldigende drukte op en zeker ook rond het station, was het niet bepaald een “fijn om thuis te zijn” gevoel.
De drukte was werkelijk ongelooflijk. Er was bijna geen asfalt meer te zien, zoveel verkeer reed er rond, en in veel straten stonden enorme files. Schijnbaar waren de toelatingsexamens voor universiteiten in Hanoi begonnen, en stroomden studenten van heinde en verre nu de stad in om deze af te leggen. Natuurlijk werden zij vergezeld door één of meerdere ouders/vrienden die nu en masse zittend op hun scooters aan het wachten waren voor de scholen. Dit zal sowieso nog een week aanhouden, aldus Dung, dus straten met scholen kunnen beter vermeden worden. De rit van het station naar haar huis duurde ruim twee keer zo lang als normaal, en dat was nog met mazzel, want de taxi chauffeur kreeg genoeg van de files en besloot zich eruit te wurmen en een alternatieve route te nemen. Anders had het nog wel tot de middag kunnen duren.

Het oversteken van de Long Bien brug

P.s. Vergeet niet de overige foto's van dit weekend te bekijken. Sapa is te mooi om te missen.